ACADEMIE VOOR DE HEBREEUWSE BIJBEL EN DE HEBREEUWSE TAAL |
||
Notities van lezingen52 Sinai * Touro * Brio * Mozes * zin v.d. Brio * daad * Mitswous (geboden)* symboolallegorie * vonken * Awoudo (dienst) * tempel * Awoudo Soro * Jabok * politiek * causaliteit De Midrasch verteld hoe Mozes, toen hij de Thora van God zou krijgen, in de hemel kwam die op de berg Sinai was neergedaald om haar in ontvangst te nemen. De engelen hadden grote bezwaren gemaakt, dat een dergelijk heilig en kostbaar ding als dit woord van God, dat toch al werelden vóór deze wereld bestaan had, aan de hand waarvan deze wereld toch juist gemaakt was, aan mensen zou worden gegeven. De mensen namelijk waren toch een mengsel van het uiterste aardse met het Goddelijke en zij zouden toch steeds weer vallen door het uiterst aardse en zij zouden het grote verlagen en vernederen. Allerlei motieven gebruikten de engelen om aan te tonen dat een dergelijk kostbaar goed niet aan mensen -hoe zij ook waren- gegeven kon en mocht worden. God vroeg toen Mozes zich te verdedigen, waarop Mozes gezegd heeft: "De Thora vertelt van de verlossing uit Egypte" en zich tot de engelen wendend vroeg hij: Zijn jullie in Egypte geweest en verlost? De Thora vertelt dat wij onze naaste lief moeten hebben. Kunnen jullie je naaste dan haten om te weten wat liefhebben betekent? De Thora zegt: breng als offer een dier. Hebben jullie een dier in de hemel om dat te kunnen offeren?" Hierop zwegen de engelen omdat zij inzagen, dat inderdaad alleen een wereld, die juist die uitersten in zich had, die Egypte in zich had, de mogelijkheid tot haten, het dierlijke, dat alleen deze wereld en voor deze wereld dit alles gegeven was en dat inderdaad Gods Woord niet in de hemel moest blijven maar juist naar deze aarde komen omdat het daarvoor ook gegeven was. Hieruit zien wij al weer hoe deze wereld alleen vervuld kan worden juist door het contact met de dingen van deze wereld. Want als men zich trots en veilig distantieert van Egypte, van het dier, van de mogelijkheid tot haten, etc. dan heeft men niet op deze wereld geleefd. Want dit verhaal van Midrasch wil juist niet alleen vertellen van wat zich ergens anders heeft afgespeeld, maar vooral ook steeds weer wat zich hier bij ons afspeelt. Steeds is er bij ons de neiging om te zeggen: "Dit alles is niet voor deze wereld en wij moeten dit alles als een symbool zien, als een leer, een allegorie, en al moge het eens historisch geheel of ten dele gebeurd zijn, het gaat om de waarde die in de ideeën van dit alles zit." Dit is hetzelfde protest als dat van de engelen om Gods Woord werkelijk aards, vleselijk te maken. Inderdaad moet de mens iedere dag beseffen dat hij in Egypte leeft en uit Egypte verlost is, daar hij al die mogelijkheden letterlijk zoals zij er zijn steeds meemaakt en hij mag zich er niet aan onttrekken met te zeggen: "Dit is symbolisch, want zo plat aards is Gods Woord niet. Het is te heilig en te groot om zo plat te zijn." En dan heeft men dit Woord niet gegund aan de mensenkinderen waarvoor het juist gegeven is en heeft zichzelf op een niveau buiten deze wereld gezet en de verlossing van deze wereld op die manier willen tegenhouden. Het is een jaloezie op de dingen, op de voorwerpen, daar zij ook bevrijd kunnen en moeten worden en dat wij niet kunnen neerzien op iets dat toch onder ons staat en dat nooit dat geluk zal kunnen smaken dat wij eigenlijk hebben. Dit was al de jaloezie die opkwam bij de schepping van de mens en wij kennen die jaloezie steeds als wij een ander iets niet gunnen. En dan is het nog niet eens altijd een mens, maar zelfs de dingen -dus nog verder gaande dan planten en dieren- moeten bij dit alles betrokken worden, want in ieder ding zit de kern gevangen, omhuld, het wezenlijke is onzichtbaar gemaakt door de vele schalen van de verschijning, die er omheen gekomen zijn. Met iedere nieuwe zondeval van de wereld kwam er een nieuwe schaal om de kern. Daarom laat God ons in de tempel ook zien, dat Hij daar in Zijn omgeving heel gewone dingen als uiterst belangrijk wil hebben. Het gaat om schoffels, schalen, wasbekkens en tafels, etc. en dit alles wordt minutieus beschreven. En juist deze dingen van hout of metaal blijken zo belangrijk te zijn voor God, dat alles daarom draait. God beschrijft precies hoe het gebeuren moet met de stieren, geiten, en schapen; er wordt beschreven welk reukwerk gegeven moet worden, in welke verhoudingen, etc. Wij als moderne mensen, schamen ons vaak hiervoor en dat toont al dat het ons liever geweest was dat daar in het centrum bij voorbeeld alle boeken van wijsheid gelegen hadden, een soort bibliotheek een soort samenvatting van de ideeën der wereld, zoals inderdaad moderne Utopisten zo graag in Jeruzalem een soort vergaarbak willen maken van nationale bibliotheken, waar de hoogste prestaties der mensen op literair-wetenschappelijk gebied verenigd zouden zijn, waar bij voorbeeld redevoeringen door alle wijzen afgestoken konden worden over hun ideeën, waar de wetboeken der volkeren bewaard en verbeterd zouden kunnen worden. Zulk een centrum vindt men veel menselijker dan een centrum, waar koeien en schapen rondlopen, waar juist wel waarde gehecht wordt aan maten van klederen, planken, lusjes, etc. en met geen woord gesproken wordt over deze mooie ideeën van bibliotheken, centrale wereld- universiteit, wereld-gerechtshof, etc. Dit laat juist zien, dat er dus een zeer groot verschil van opvatting bestaat tussen ons inzicht en datgene dat God van ons wil. God wil ons juist duidelijk maken dat al die dingen, juist al die voorwerpen en dieren datgene zijn, dat voor hem even belangrijk en heilig is als de mens zelf. De mens moet dit alles bedienen, leiding geven, richten, er iets mee doen. Maar hij moet persé met die dingen daar werken en zelfs het kleinste is van belang. Het centrum der wereld, het wezenlijke, dus Gods huis kan niet bestaan juist zonder al deze dingen en wijzelf willen vaak die dingen weglaten, zelfs het liefste weglaten en er alleen maar onze producten, ideeën, in concentreren en deze als de wezenlijke beschouwen. Daarmee loochenen wij de schepping en de zin van de schepping. Men hoort wel eens van mensen, die beweren religieus te zijn en te leven, daar zij bij voorbeeld een groot kunstwerk geschapen hebben en dit dan aan God aanbieden. En zij zeggen dan: "Dit is toch beslist belangrijker dan wanneer ik een koe als offer zou brengen". Daarmee laten zij in ieder geval al zien, dat zij hun product belangrijker vinden dan datgene, dat God gemaakt heeft, al is het een koe of een beetje meel. Zij vergeten, dat het kleinste ding ter wereld (al is het in onze ogen onbelangrijk) een veel groter wonder, een veel groter dichtwerk of boeiender roman is dan welk filosofisch werk ook, het is zelfs niet met elkaar te vergelijken. Daarom verbiedt de Bijbel steeds en beschouwt het als de afschuwelijkste afgodendienst, indien men in de tempel van God afgodenbeelden zou plaatsen, hetgeen dan ook herhaaldelijk gebeurd is. Dit zijn juist die afgoden-beelden: Deze centrale universiteit, deze belangrijke boeken, die de mensen geschreven hebben en waarvan zij zeggen: "zie eens, hoe hoog de mensheid kan stijgen als zij zulke werken maken". Want dan zingt men een erelied voor zijn zelfgemaakte god. Daarom kunnen wij zelfs niets in de tempel plaatsen, dat niet door God daar verlangd is omdat wij niet eens weten hoe die kern eruit ziet, als wij niet in die kern zijn geweest en wij kunnen er alleen komen volgens de weg, die God gegeven heeft en niet langs een weg, waarbij wij en passant de boom der kennis tot ons nemen om daarmee dan zelf te bepalen hoe die kern eruit ziet. Daarom ook vertelt het verhaal van de Jabbok, welk een revolutie in de wereldgeschiedenis die terugkeer van Jacob om dat ene gebarsten kruikje veroorzaakt heeft. Moderne politici verklaren de oorlogen met hun maatstaven en zouden natuurlijk nooit willen toegeven dat die strijd Jacob-Ezau die beslissende wending heeft genomen alleen maar omdat Jacob, terwijl zijn hoofd vol zorgen zat, over die komende strijd, toch niet vergat het kleine kruikje mee te nemen om het te repareren, te herstellen. En zo zijn het juist de kleine dingen, de materiele dingen, die de weg van de wereld bepalen en alles wat zich aan onze ogen voordoet met veel geschetter, veel goud en zilver en lawaai, dit alles is niets anders dan een projectie uit een andere wereld, een wereld die juist door ons contact met het kleine beïnvloed wordt en niet doordat wij ons gaan abstraheren en ons hoog gaan voelen. Bovenstaande tekst is copyright © 2004 erven F. Weinreb. |
|
Copyright © 2024 Academie voor de Hebreeuwse Bijbel en de Hebreeuwse Taal.