ACADEMIE VOOR DE HEBREEUWSE BIJBEL EN DE HEBREEUWSE TAAL

Artikelen in de pers



Haagse Post.

14/6/1969

Renate Rubinstein over Weinreb:

"Het jachtseizoen is open"

Het blijft rumoeren om drs. Frijderijk Weinreb (zie HP 31/5 en 7/6). De procureur-generaal van het Haagse Gerechtshof heeft via Interpol een opsporingsverzoek doen uitgaan om Weinreb de 8 maanden van zijn jongste vonnis te laten uitzitten. Daarna is een Weinreb-comité van meer en minder prominente Nederlanders opgericht om eerherstel voor Weinreb te verkrijgen. De publiciste Renate Rubinstein, die de uitgave van Weinreb's memoires verzorgde zit niet in dat comité. Maar zij is ten zeerste aangebrand over de twee overzichten die HP's Eelke de Jong over de duistere affaire schreef. Zij krijgt hieronder de ruimte.

Een paar maanden geleden werd ik opgebeld door Eelke de Jong, met het verzoek om een liefst ,,onthullend" stukje van de memoires van F. Weinreb ter voorpublikatie in de Haagse Post. Ik voelde daar niet veel voor en beloofde hem in plaats daarvan de drukproeven van het boek te sturen, opdat hij bijtijds met een recensie van het boek zou kunnen komen. Hetgeen geschiedde. Ik had mij de moeite echter beter kunnen besparen: uit de samenvatting die EdJ op 31 mei van het verhaal gaf, bleek dat hij zich gemakshalve beholpen had met het slordig lezen van Presser's hoofdstuk over Weinreb in Ondergang, en daaraan nog wat privé-informatie toevoegde, die in elk geval niet uit het boek afkomstig was.

Dit leidde tot een paar makkelijk te vermijden stommiteiten, zoals b.v. de blunder dat Weinreb zijn generaal Von Schumann ,,ter plekke" verzon, toen hij voor Koch zat. Die generaal had toen al maandenlang een alom bekend bestaan geleid, als de opdrachtgever van Weinreb's ,,lijst". Had hij het boek gelezen, dan zou Eelke ook geweten hebben dat Weinreb natuurlijk nooit 'voorgaf' de inschrijfgelden voor de lijst te gebruiken voor onderduikers. Had hij dat gedaan, hij zou nooit een cent losgekregen hebben. Men gaf, zoals Weinreb herhaaldelijk aantoont, zijn geld niet uit aan iets illegaals

Curieuzer wordt de samenvatting nog wanneer er staat dat Weinreb "gemakshalve de medische keuringen maar zelf verrichtte" Hoe komt hij daarbij? In het boek staat nauwkeurig de naam van de keurende semi-arts. In het 12½ kolom tellende vonnis van 25 oktober '48 wordt er ook geen melding van gemaakt, evenmin trouwens als van enige andere van die onzedelijke handelingen, die nu opeens zo populair zijn geworden. Toch had men inmiddels 3½ jaar zijn best gedaan om alle getuigen tegen Weinreb op te trommelen. Waar haalt EdJ dus zijn sensationele onthulling vandaan? Hij leeft misschien in de veronderstelling dat over Weinreb nu alles straffeloos gelasterd kan worden omdat die immers zo ,,omstreden" is en bovendien voortvluchtig. Of de justitie hier net zo over denkt zullen we nog moeten afwachten.

Zijn hele artikel suggereert een schrijver die er meer van weet. Zo weet hij te melden dat dr. L. de Jong het hoofdstuk over Weinreb in de Engelse vertaling van Presser wegliet, (samen overigens met 50 pct. van dat boek) en dat de vragen die dit opriep noch door Presser, noch door De Jong ooit beantwoord zijn. Dit is, zoals hij weet, een leugen. In het stuk van L. Capit in Panorama dat hij, in ander verband, wel noemt, staat duidelijk wat iedereen, die de moeite genomen heeft om het te vragen, had kunnen horen: "Professor Presser, desgevraagd, deelt mede dat hij nog altijd voor honderd procent staat achter hetgeen hij over Weinreb in ondergang schreef."

Een van de, voor mij althans, verrassendste mededelingen van EdJ is: "De laatste jaren werkte Weinreb met Rubinstein in zijn huis in Naarden aan de voltooiing van zijn gedenkschriften". Rubinstein is daarentegen, naar zij uit de beste bron weet, nooit in Weinreb's huis in Naarden geweest. **

HAN MULDER

Ik weet 't adres niet eens. Ik heb helaas met prof. Weinreb nooit aan zijn gedenkschriften kunnen werken, aangezien hij ze pas begon voort te zetten (een klein deel was in '64 al geschreven), nadat het Telegraaf-artikel van Hans Knoop hem het leven in Nederland onmogelijk had gemaakt. Er heeft zich daardoor tussen hem en mij wel een behoorlijke stapel correspondentie ontwikkeld, die, wie weet, zijn plaats in het Letterkundig Museum nog eens vinden zal. Vraag: Hoe komt onze razende reporter nu aan deze informatie, die immers alleen ik, of de heer of mevrouw Weinreb hem had kunnen geven? En waarom verzint hij het eigenlijk?

Laten we nu overgaan op de bronnen die EdJ wél noemt. Daar is, om te beginnen Han Mu1der uit Drenthe, die na de oorlog weliswaar als getuige ? d?charge voor Weinreb optrad, maar die nu voor het eerst openbaart dat het hem bekend is dat Weinreb ,,jonge joodse vrouwen ook met hun lichamen liet betalen". ?En daar?, zegt Mulder, ?heb ik geen woorden voor, dat wast al het water van de zee niet af?.

Er zit in deze onthulling iets heel merkwaardigs. Dezelfde Han Mulder immers, publiceerde ??n week voor het verschijnen van Weinreb?s memoires, onder de naam Han van D ij k e n, het boek ?Wachten op de Morgen" over zijn eigen belevenissen gedurende de bezetting. Men zou zeggen dat hij nu toch wel de gelegenheid had gehad zijn na de oorlog verzwegen kennis over Weinreb te onthullen. Maar niets daarvan. Integendeel, Weinreb wordt herhaaldelijk beschreven, maar steeds in gunstige zin. Ook de woede van de SD?ers wanneer zij ontdekken dat zij via Weinreb niet ??n ondergedoken jood kunnen vinden, wordt geschilderd.

Evert werkman, die Mulder bij het schrijven van diens memoires geholpen heeft, vertelde mij indertijd dat Mulder zich altijd bijzonder lovend over Weinreb uitgelaten had. Het proces dat Weinreb na de oorlog aangedaan werd, had Mulder altijd ?een schandaal? gevonden. Desgevraagd bevestigde Werkman mij dit nog eens na de H.P-publikatie. Hoe komt het nu dat Mulder zijn oordeel over Weinreb ineens zo drastisch veranderd heeft? Zou het iets te maken kunnen hebben met Eelkes onthulling dat hij in de memoires van Weinreb schuil zou gaan achter het pseudoniem van de Haagse agent H e n k J a n s e n?

VAN DAM

Het jachtseizoen is nu geopend. Iedereen die bang is voor wat de memoires van Weinreb over hem mochten onthullen, elke hystericus en -ca, elke zoeker naar het voetlicht, hoeft op dit moment niets anders te doen dan de krant te bellen en te verklaren dat hij weet dat Weinreb een sadist, verrader of chanteur is, om zich van een plaatsje in de Haagse Post, het Nieuw Isra?litisch Weekblad, of De Telegraaf, verzekerd te weten. Er zijn erbij die het voor de tweede maal doen, ook al werd hun verklaring in de jaren '45-'48 reeds onderzocht en onwaar bevonden. Welke journalist zal het uitzoeken? EdJ in elk geval niet.

Daar is b.v. de heer Van Dam uit Amersfoort, die niet alleen in de Haagse Post, maar ook aan mij, op 8 mei '69, vertelde dat hij bewijzen kan dat Weinreb de joodse schoenmaker L o e w e n s t e i n verraden heeft. EdJ vermeldt dat zijn getuigeverklaring door de generaal Van Elzen bevestigd is en deel uitmaakt van de tenlastelegging. Ik betreur het dat deze Van Dam voor de tweede maal, door eigen schuld, in opspraak moet komen. Hij werd namelijk destijds al als getuige een klein beetje beroemd.

Ik citeer uit De Groene van 2 oktober 1948, een alinea uit een lang artikel-waarin aangetoond, wordt dat de zaak-Weinreb ?een prestige-kwestie? voor de Ned. justitie geworden was: ,,Oordeel dan zelf Over ??n ?verraad? door W-gepleegd, en uit de doeken gedaan door het nijvere speuren van, dezelfde redacteur. Getuige v.D. vertelt dat hij samen met een joodse schoenmaker uit Scheveningen op Grote Verzoendag in aug. 1943, in de cel zat; de schoenmaker vertelt dat Weinreb iets van hem weet. De schoenmaker wordt weggehaald omdat Weinreb hem overpaden heeft. Dat zegt v.D. tegen de rechercheur. Nu stelt de verdediging vast, dat hun cli?nt op Grote-Verzoendag niet meer in de gevangenis in Scheveningen zat. Geen nood, de rechercheur spreekt met zijn - niet orthodoxe - getuige en die zegt: dan was het de dag van de, verwoesting van de tempel?. Maar nu zegt de verdediging: op die datum was er geen joodse sohoenmaker uit Scheveningen meer. De drie die er voor de oorlog waren, waren reeds gedeporteerd of te Westerbork. Dan was het eerder, zegt een proceverbaal. Neen, kan de verdediging aantonen: toen zat Weinreb alleen in de cel met een dokter uit Utrecht. Geen schoenmaker... Salva cum reverentia. Iets schijnt hier toch niet in de haak!?

Dezelfde getuige Van Dam beweerde ook tegen mij weer, met dezelfde stelligheid, dat die schoenmaker Loewenstein op Grote Verzoendag door W. verraden was. Ik heb hem toen gezegd dat die datum in elk geval niet klopt. Het enige resultaat is dat de H.P. thans, 21 jaar later, het verhaal nog eens, maar nu zonder Verzoendag, overneemt. Als EdJ die getuige Van Elzen (de echte generaal) even opgebeld had, dan zou hij wellicht, net als L. Capit, die het verhaal ook van Van Dam kreeg, maar het even controleerde, van de hele Van Dam-story afgezien hebben. Nog eenvoudiger was het geweest als EdJ, die de hele Nederlandse pers verwijt de jurisprudentie '48 niet gelezen te hebben, er zelf eens naar gekeken had. Hij zou dan, op pag. 1130, gelezen hebben: dat de verhoren, gehouden door den Raadsheer-Commissaris bij het Bijzonder Gerechtshof, den Raad niet hebben overtuigd, dat requirant zich in de gevallen' Kalker en ,,Joodsche ?schoenmaker? aan celspionnage zou hebben schuldig gemaakt, zodat deze gevallen verder buiten beschouwing dienen te blijven?.

RAKOWER

De onvermijdelijkheid van geruchten over Weinreb in de oorlog, zal de lezer van de volgende twee delen van zijn memoires duidelijk worden. Noch Van Dam, noch de heer Rakower, die samen gezworen hebben ,,Weinreb te vernietigen" (zoals Van Dam zegt), kunnen het eigenlijk helpen. Niets ter wereld zal ze ooit kunnen afbrengen van hun vaste overtuiging dat W. een ,,Gestapo-werktuig? was, zoals Rakower beweert. Zij hebben immers met eigen ogen gezien dat W. weer uit Westerbork vrij kwam, dat hij daarna zonder ster liep, dat hij bijzonder lekker eten kreeg, en het kan ze niet uit het hoofd gepraat worden dat de banale conclusie die zij daaruit trokken, niet de enig mogelijke is. Zeker de heer Rakower niet, die al voor de oorlog, door zijn huwelijk met een niet-joodse vrouw, in de vrome joodse gemeenschap van Scheveningen een onaangename positie kreeg. ,,Meneer, ik ken de Oost-Joden, ik laat mij niets wijsmaken?, en ?U moet door die baard heenkijken?, zijn daarom zijn standaard argumenten tegen journalisten. Van begin af aan heeft hij onvermoeibaar geageerd om te bereiken dat Weinreb, ?de hoogste straf? zou krijgen. Men vindt daarvan de sporen terug in de stukken van het eerste, Weinreb Comit? van 1948. (Er is verleden week een tweede Weinreb Comit? opgericht, ?alles herhaalt zich bij Weinreb nu eenmaal).

BESCHULDIGING

Nieuw echter was zijn beschuldiging in een ingezonden brief naar het NIW van I6 juli 1965, die door EdJ gedeeltelijk geciteerd werd. ,,0m op zijn lijst geplaatst te worden liet Weinreb verschillende vrouwen voor zich uitkleden". Intussen is dit natuurlijk al geworden tot de seksueel gedegenereerde praktijken van een ,,ware kwelgeest" (V.N. 7 juni '69), maar toen was deze aanpak nog nieuw. In een brief aan het Weinreb Comit? van augustus 1948, die ter publikatie naar het N.I.W. gestuurd werd, schrijft hij :

,,Ik hoor dat er hier gesproken wordt van een Nederlandsche Dreyfus-Affaire? Hebben deze kleine groep orthodoxe Joden dan geen vertrouwen in de Nederlandsche Rechter, waar deze anders beweren zoo goede Nederlanders te zijn!?

,,In uw advertentie schrijft u over de kwestie van de Weinreb-lijst, maar ik vraag, hoe is het gesteld met het verraden van de gojim? Is dit voor deze kleine groep die zich voor Weinreb inzetten, soms niet zoo erg? Ik ken Weinreb als een laffeling en slappeling, echt geschikt voor een werktuig van de Gestapo!?

Dat van die uitkleedpartijen had Rakower toen kennelijk nog niet bedacht en tot dan toe had hij zich beperkt tot een beschuldiging van verraad van duizenden Joden. Toen de brieven van de dankbare overlevenden echter bij het Weinreb Comit? binnenstroomden, bleef hem nog slechts ,,het verraad van de gojim" over. Het NIW overigens publiceerde die brief niet, dit blad heeft consequent en met grote energie voor Weinreb's eerherstel gepleit, ook nog in 1965 na Presser's boek. Pas sinds de recente benoeming van de voormalige Telegraaf-redacteur Hans Knoop tot hoofdredacteur, is het NIW radicaal van koers veranderd.

,EX-PATIENTE"

De stoot tot dit verbazingwekkende Telegraaf-artikel werd, zoals verleden week in Vrij Nederland onthuld is, gegeven door dezelfde ,,ex-pati?nte", die alle dag- en weekbladen en alle omroepverenigingen opbelde tot zij eindelijk bij EdJ een gewillig gehoor vond. Haar uitspraken tegenover M. van Amerongen in V.N. zijn dusdanig in strijd met de verklaring van de Vlaardingse christelijke hoofdonderwijzer, in wiens huis de dame door Weinreb zegt gemarteld te zijn, dat ik ze beide graag naast elkaar zou willen citeren. Maar dit stuk wordt toch al te lang, wie er meer van wil weten moet er maar Vrij Nederland van deze week voor lezen. Het is de vader van deze zelfde dame, die de bewijsstukken in De Telegraaf liet publiceren voor het feit dat Weinreb Prinses Grace van Monaco nooit bij haar bevalling heeft geholpen. Hiervan kunnen wij dus in elk geval zeker zijn, maar het bewijs dat Weinreb dit ooit beweerd zou hebben is mij onbekend. Deze zelfde ,,bewijzen?-verzamelaar bood eerder Simon Wiesenthal het kapitale bedrag van f 25 aan wanneer die Weinreb zou vervolgen. Toen Wiesenthal beleefd weigerde, vervoegde hij zich bij de Rotterdamse politie.

De hele zaak vertoont de meest fantastische syndromen. De Haagse mevr. S. die volgens EdJ thans bereid is te verklaren dat Weinreb haar reeds in de oorlog obceen behandeld had, bleek verleden week ten huize van, natuurlijk, de heer Rakower, aan Van Amerongen buitengewoon nare dingen over Weinreb te zeggen te hebben. Aangezien Rakower bij die gelegenheid Van Amerongen verzekerde dat er helemaal geen getuigeverklaringen pro-Weinreb zijn uit de oorlog, moet mevr. S. gedacht hebben dat de brief die zij met haar zuster in '48 naar het Weinreb Comit? zond, zoek geraakt is. Helaas, haar brief werd Intussen in V.N. geciteerd. Dit buitengewoon gunstige rapport van wat Weinreb voor haar en haar zuster gedaan had (onderduikplaats vinden, geld geven, geld blijven sturen via boodschapper, morele steun geven en de aansporing om altijd godsdienstig te blijven) stuurde mevr.S. destijds naar het Weinreb-Comit?, in een tijd dat er, net als thans, nu hij opnieuw beklad wordt, een zekere durf en royaliteit voor nodig was om zo achter Weinreb te staan. De politie zat toen als nu, uitsluitend achter bewijzen a charge aan.

MENTALITEIT

Wat al deze getuigen met EdJ gemeen hebben is, dat zij geen van allen de memoires van Weinreb gelezen hebben, en elk voorstel daartoe met hoongelach van de hand wijzen. Inclusief de juffrouw T u r k s m a, die in het NIW verklaart dat zij niet de juffr. Turksma van Weinreb is, hetgeen als sensationeel bericht in De Telegraaf overgenomen werd. Het zou allemaal om te lachen zijn als het niet zo om te huilen was.

Dames, heren, het hek is nu van de dam. Zoekt u aandacht, belaster dan Weinreb. De heer Rakower heeft thans verklaard dat prof. Presser Weinreb alleen maar verdedigd heeft omdat hij door hem gechanteerd zou zijn; Henk van S t i p r i a a n, van de VARA, werd onmiddellijk na zijn interview met Weinreb, opgebeld door een dame die zei dat hij daarvoor natuurlijk, ,,net als die Rubinstein", steekpenningen had gekregen. Het werpt een schril licht op de mentaliteit van deze getuigen dat zij zich van andere motieven geen voorstelling kunnen maken. En de enigen die in deze zaak beschouwd worden emotioneel en bevooroordeeld te zijn, zijn zij, die op grond van de stukken die voor ze liggen, de stelling poneren dat Weinreb wel eens andermaal het slachtoffer geworden kan zijn van de politie, op wie deze baardige kortharige zo ongemeen prikkelend werkt.

 

Copyright © 2024 Academie voor de Hebreeuwse Bijbel en de Hebreeuwse Taal.