ACADEMIE VOOR DE HEBREEUWSE BIJBEL EN DE HEBREEUWSE TAAL

Archief - Notities van lezingen

7
daad * geboden * wetenschap * logica * moderne tijd * zintuigen * waarneming * 1-making * spreiding

Voordat de mens met de boom van het leven in contact kwam, had hij de ontmoeting bij de boom der kennis. Immers, beide bomen stonden daar in het midden en de mens had ook zo op het eerste oog gezien vóór de val van de boom van het leven, kunnen eten en dan eeuwig geleefd hebben ondanks de val. Het blijkt echter dat de weg naar de boom van het leven ging via de boom der kennis en daar kreeg de mens het grote alternatief: die kennis te laten in de Goddelijke maatstaven, dus God als eigenaar van die kennis, of wel zich zelf die maatstaven toe te eigenen, zichzelf op de troon te zetten, dus "te worden als God."

De keus viel op het laatste en daardoor werd de weg naar de boom des levens afgesneden tot het eind van de tijd. De mens had nu de weg gekozen van de boom der kennis en dit is de boom, die vrucht maakt doch niet tegelijk al vrucht is.

Zo is het met iedere ontmoeting gesteld. Steeds staat de mens voor de keus zijn maatstaven niet te gebruiken en die te aanvaarden, welke hem van buiten af worden gegeven. Dit houdt om zo te zeggen in: het zich buigen voor God. Als dit is gebeurt dan is de weg naar de boom van het leven open en krijgt de mens juist door de Goddelijke maatstaven het ware inzicht in de dingen, de verhoudingen, de maten, etc. Er moet echter hieraan vooraf gaan het niet-eten van de boom der kennis, dus eigenlijk het blindelings aannemen van andere maatstaven.

Daarom wordt er ook de aandacht op gevestigd dat bij de tocht door de woestijn aan de Sinaï het volk zegt Naäse ve Nischmah dus: Wij zullen doen en wij zullen vernemen".

De volgorde is dus niet: "Wij zullen vernemen en daarna zullen wij doen" dus "als wij weten waarom en waartoe het dient", doch juist andersom eerst de daad zonder ook die daad met eigen maatstaven te hebben gemeten.

En juist als gevolg van die daad, als consequentie is er de mogelijkheid om te weten. Het is om zo te zeggen een soort vuurproef die de mens ieder moment weer door-maakt, namelijk of hij ongezien in vertrouwen doet wat (hoe het hem ook overgeleverd is) door God hem wordt gevraagd of wel dat hij eerst precies uitleg wil krijgen waarom dit allemaal zo is, waarom hij het doen moet, of het wel logisch is, of het in overeenstemming is met opgravingen, astronomische metingen, met geologie, etc. Zodra de mens deze vragen gaat stellen is de weg naar de boom des levens al metéén afgesneden, want dan is door hem blijk gegeven dat hij die boom der kennis voor zich apprecieert; en al schijnen deze vragen nog zo te getuigen van goede wil, het is niets anders dan juist de gevaarlijke soort hoogmoed.

Het is voor de mens juist in tijden als deze waarin het zelfbewustzijn door allerlei middelen zo enorm wordt gestimuleerd, heel moeilijk om die stap te doen, namelijk in blind vertrouwen, dus dit wil zeggen eigenlijk in werkelijke liefde iets te doen wat God vraagt om daarna -ook al weer een vertrouwenskwestie- te vvernemen hoe alles in elkaar zit, waarom dit zo is en al zou men kunnen geloven dat men dan inderdaad alles zo duidelijk en helder zal zien, zo volkomen onwrikbaar, toch is het een uiterst moeilijk iets die stap te doen en zijn eigen maatstaven werkelijk uit te schakelen.

Als een mens bij voorbeeld begint met overeenstemming te zoeken tussen de zes scheppingsdagen en archeologie of moderne astronomie, dan is hij al fout. Hij moet om te beginnen gewoon kunnen vertrouwen dat de Bijbel zoals zij dat zegt, goed moet zijn en niet een fout maakt, die een modern mens niet zou maken of in een taal spreekt, die niet wetenschappelijk genoeg meer is voor een modern mens. Zodra men aan deze weifeling toegeeft, kan men van een ding zeker zijn- namelijk dat men het in dit leven (tenzij dat er werkelijk een wonder gebeurt of een openbaring komt) niet meer zal weten tot het eind toe.

Men heeft dan de weg naar de boom van het leven versperd, dus ook naar de mogelijkheid om de dingen zo te zien, zoals zij in werkelijkheid zijn en niet zoals zij in de schijn van de vorm van deze wereld zijn.

Want de boom van het leven wil ook zeggen, dat men daar de dingen zodanig ziet, zoals zij door alle tijden boven alle tijden heen aanwezig zijn en niet zoals zij zich alleen maar in een bepaald moment voordoen om in een ander moment weer anders te zijn. Wat heeft het voor zin als men met de ogen van de boom der kennis een boom zou zien, want men zou dan metéén kunnen vragen:

Die boom ziet er nu wel zo uit, maar wat is er met die boom over 100 of 1000 jaar; hoe was hij 2000 jaar geleden, wat was hij toen, waar stond hij, wat was er in die tussentijd mee?

Kortom, men weet dan eigenlijk precies niets. Het werkelijke begrip "boom" is nog veel meer dan de boom die wij zien, want deze is slechts een flits van het geheel, een millimeter van een heel groot stuk.

En nu is het de neiging van de mensen om juist steeds als zij iets waarnemen daar de ogen voor te openen, dus metéén met eigen ogen te gaan meten, met eigen hart te gaan waarderen en zodra men langs deze weg wil gaan komt er ook onmiddellijk het gevolg van het eten van de boom der kennis, namelijk de dood. Niet al weer de dood als verschijningsvorm, zoals deze wereld hem kent, hoewel dit er natuurlijk nauw mee te maken heeft, doch het is een veel radicalere dood, niet één die meet in aantal jaren meer of minder, waarbij het einde tenslotte toch gelijk is, doch een dood die inhoudt dat men afgesneden wordt van een werkelijke bron, van een reservoir waaruit dat leven toevloeit, dat inderdaad Leven genoemd, kan worden. Er is een oud verhaal dat vertelt hoe koning David door de dood niet gegrepen kon worden omdat hij zijn oog niet afwendde van Gods Boek. Hoe de doodsengel ook probeerde, David hield zijn oog steeds slechts gericht op de dingen in dat Boek, doch eens terwijl hij voor het open raam zat, liet de doodsengel de wind varen door de bomen van de tuin. Koning David keek uit het raam en zei:

Hoe mooi is toch dit alles, die wind door de bomen en dat geruis" en tegelijk kon de doodsengel hem grijpen want zo lang koning David in het boek gekeken had, was hij onsterfelijk doch zodra hij zijn oog naar de zichtbare wereld wendde, werd hij sterfelijk.

Dit verhaal vertelt niets anders dan hetgeen hierboven is betoogd. Zo lang men de dingen leert kennen via Gods Woord heeft men de boom van het leven en kan de dood niets beginnen, doch zodra men zijn oog richt op de dingen zoals zij zijn, ontstaat het gevaar dat de dood vat op ons krijgt, de dood dan gezien in veel verder strekkende vorm dan die welke de maatstaven van dit leven kent, namelijk het afgesneden worden van een bron waaruit inderdaad het leven in ieder opzicht naar ons toestroomt.

En dit gevaar komt steeds naar voren indien men de dingen gaat waarderen naar eigen maatstaven. Daarom is het ook niet mogelijk met bij voorbeeld personen die zogenaamd wetenschappelijk de wereld waarnemen te discussiëren over deze dingen omdat hen de maat en het begrip voor het andere ontbreekt. Het is als het spreken over kleuren met blinden. Zij zullen misschien knikken en zeggen:

"Heel interessant, ik wist niet dat je het zo kon zien" en zij weten niet waarover zij spreken.

Dit feit van het beginnen met bescheidenheid of -zoals ook gezegd wordt-: "de vreze des Heren is het begin van alle wijsheid" is één van de grondslagen van de wereld. Het is de bekende weg, uitgedrukt als 1-2-2-1. De wereld die in spreiding geraakt is en weer naar de eenheid terug moet, moet erkennen dat zij in spreiding geraakt is, dat zij gevallen is, dat er iets terug te brengen is. De ziel moet weten dat zij in een lichaam, in materie woont en daardoor gegrepen is. Men kan de zaak niet omdraaien en zeggen: ik wil eerst wijsheid hebben en dan zal ik beslist God vrezen, Om die reden is de daad ook zo belangrijk en moet de daad vooraf gaan aan al het andere en is de daad ook steeds het beslissende. Al is het ook maar het eenvoudig opnemen van een voorwerp en ergens anders neerzetten, het plukken van iets, het gaan staan of gaan zitten, er moeteen daad zijn omdat juist de beweging materieel gezien het leven zelf is. Men denke aan de bekende wet, waarin massa en snelheid met elkaar in verband gebracht worden; toenemende snelheid betekent toeneming van massa, stilstand betekent niets.

Dit beginsel van het eerst erkennen van God, waarna de weg naar de boom van het leven open staat, zo belangrijk (het staat ook niet voor niets aan het begin van het Bijbelverhaal) dat alles, wat verder in het leven gebeurt, in wezen niets anders is dan een consequentie van de keus, die men op dit punt gedaan heeft.

 

Copyright © 2024 Academie voor de Hebreeuwse Bijbel en de Hebreeuwse Taal.