ACADEMIE VOOR DE HEBREEUWSE BIJBEL EN DE HEBREEUWSE TAAL

Archief - Notities van lezingen

2.
taal * Adam * Adama (aarde) * mannelijk-vrouwelijk

Het woord Adam, dat mens is, wordt vaak taalkundig in verband gebracht met het woord "aarde", namelijk adama, en men zegt dan (zoals taalkundigen vaak oppervlakkig concluderen) dat Adam zo heette omdat hij uit de adama, uit de aarde genomen was. Toch is dit in wezen volkomen fout, ook taalkundig. Immers het woord "mens", Adam, komt van het woord "Ik gelijk op", dus gelijkenis. Dit wil zeggen dat de mens gemaakt is in de gelijkenis van God. Het woord "gelijkenis" heeft dezelfde stam als "mens"; het wezenlijke van de mens is dus niet dat hij van de aarde gekomen is doch dat hij op God gelijkt zoals God ook bij de schepping zei een mens te scheppen naar Zijn evenbeeld en Zijn gelijkenis. Het woord "adama", aarde, komt dan ook eigenlijk van "mens". Het is de vrouwelijke vorm van "mens" en de vrouw is altijd jonger dan de man, komt na de man en via de mens wordt de aarde juist vergoddelijkt, tot God gebracht. Het is niet zo dat de aarde de mens vormt, doch de mens moet de aarde vormen.

Het is typisch te zien hoe in tijden van materialisme, wanneer men nadruk legt op het lichamelijke van de mens, op dit aardse leven, dat dan deze taalkundige fout gemaakt wordt. Doch in tijden waar men weet dat de mens tevens iets goddelijks is, dat juist het goddelijke in de mens het bepalende voor de mens is, kwam het nooit op te zeggen dat Adam van adama komt omdat men heel goed wist dat het vrouwelijke afgeleid werd van het mannelijke en niet de man zich naar de vrouw heeft te richten.

 

Copyright © 2024 Academie voor de Hebreeuwse Bijbel en de Hebreeuwse Taal.