ACADEMIE VOOR DE HEBREEUWSE BIJBEL EN DE HEBREEUWSE TAAL

Archief - Notities van lezingen

11
Onan * verlossing * Messias * Tamar * Mozes * Zera (zaad) * afgodendienst * politiek* Moschiach * Utilitarisme * politiek * wetenschap* logica * causaliteit * moderne staat * kerk * godsdiensten * economie * techniek * zwaartekracht * aantrekkingskracht * materie

De zonde van Er en Onan wordt beschouwd dezelfde te zijn. Bij Onan echter wordt zij met name beschreven en ook de redenen, de motievering er van, namelijk Onan de tweede zoon van Juda, zou Tamar, de vrouw van zijn oudere broeder, lossen omdat zij nog geen kinderen had. Nu loste Onan inderdaad Tamar, dus wat dat betreft deed hij wel degelijk zijn plicht, maar zoals in Gen. 38 vers 9 beschreven staat:

Doch Onan wetende dat dit zaad voor hem niet zoude zijn, zoo geschiedde het als hij tot zijns broeders huisvrouw inging, dat hij het verdierf tegen de aarde, om zijnen broeder geen zaad te geven .

In deze reactie van Onan zien wij eigenlijk de basis van deze grote zonde, want zoals verder vermeld word: weschichet artso hetgeen woordelijk vertaald betekent: "En hij bedierf het ter aarde" of "hij bedierf het naar de aarde," dus de oorzaak is eigenlijk het niet gunnen van de verlossing, die men zelf eigenlijk moet verrichten en die voor een ander bestemd is, want dat zaad zou tenslotte komen op naam van Er en niet van Onan terwijl Onan juist degene was die het doen zou. Inderdaad is dit, als men het nader beschouwt, een moeilijk iets, dat men om zo te zeggen het eeuwige leven, de verlossing bewerkstelligt voor een ander en een ander er uiteindelijk van geniet en men zelf eigenlijk uiteindelijk hierbij niet betrokken wordt slechts als werktuig ter verlossing, is moeilijk te verduwen. Men wil graag verlossen als men zelf als verlosser, als helper, gehuldigd wordt en ook de verlossing op naam van die verlosser komt te staan en als men er in ieder geval zelf van kan mee genieten. Doch nu zou het er op neer komen dat Onan voorbij zou gaan en Er zijn oudere broeder zou blijven. Tamar, die dus de verlossing zou geven -men denke aan Tamar, de zevende vrucht in de rij der vruchten, de vrucht dus van de zevende dag, van deze wereld- bleef voor Er, waar Onan zo zichtbaar eigenlijk weinig mee te maken had.

En dit is nu ook het moeilijke bij iedere lossingsdaad van ons. Wij zijn wel bereid om te lossen als dan tenminste wij ook gehuldigd worden als de grote redder, helper, etc. Doch als dat ook niet eens een rol mag spelen en wij wel de moeilijkheden op ons moeten nemen, het risico dat eigenlijk zeer groot is gezien het lot van Er, die gedood werd door zijn contact met Tamar, en wij dus dit zware karwei op ons moeten nemen en niet eens later de onderscheiding mogen hebben van het mee-beleven van de verlossing, dan is dit inderdaad een offer, dat volkomen zelf-verloochening vereist. Met deze zelf-verloochening volgt de mens echter werkelijk God na. Die de wereld ook op deze grondslag gemaakt heeft en de wereld kan slechts bestaan juist door deze zelfverloochening van God. Men denke bij voorbeeld ook aan het verhaal van Mozes, die een volk dat hij eigenlijk nauwelijks kende, waarvan hij echter wist dat het zeer moeilijk hanteerbaar en hardnekkig was moest bevrijden met alle risico's van dien; risico's die inderdaad geleid hebben tot Mozes' dood en die niet eens mee mocht naar het beloofde land, doch na zijn taak gedaan te hebben tot God terug kwam. Slechts op deze wijze kan men zeggen, dat men werkelijk onbaatzuchtig en volkomen ter wille van de ander heeft willen helpen. Mensen zijn vaak bereid tot helden-daden als zij maar weten dat zij eens -zij het dan postuum- een ridderorde krijgen, hun naam in geschiedenis-boeken vermeld zal worden, etc. doch als dit niet het geval zou zijn (waar wordt in geschiedenisboeken zoals wij die kennen de daad van Mozes beschreven of zelfs de zelfverloochening van God?) zouden toch wel verreweg de meeste mensen bedanken voor de eer om voor verlosser te spelen.

De reactie van Onan was dat hij het zaad aan de aarde gaf, zoals gezegd wordt het eigenlijk daarmee verdierf. De mens heeft namelijk ook in de verschijningsvorm van het lichaam de mogelijkheid voor het eeuwige leven meegekregen in het wonder van het zaad. Het is weliswaar een zeer ver verwijderde, ver gevallen verschijningsvorm doch het heeft in ieder geval parallelliteit met het werkelijke eeuwige leven want door het zaad leeft de mens juist eeuwig. Datgene, wat hier van de mens zichtbaar is -het lichaam- is door het zaad eigenlijk onsterfelijk en nu kan men die onsterfelijkheid richten op de werkelijke wereld, op datgene waarvoor alles gemaakt is of ook wel haar richten op deze aarde. Wie de gedachte van onsterfelijkheid, van eeuwigheid op deze aarde richt en zijn daden, handelingen en gedachten volgens dit principe leidt doet in feite niets anders dan Onan in zijn zondige daad gedaan heeft. Dit leiden naar de aarde van de eeuwigheidgedachte is niets anders dan het verderven van die gedachte zoals de Bijbel ook letterlijk zegt.

Dit was ook de zonde van de oude werelden in de zichtbare verschijning op deze aarde, in de mensheidsgeschiedenis, de zonde van het heidendom. Men deed de dingen ten eerste ter wille van zijn eer om zelf de genoegdoening te zien; verder om de verlossing slechts te richten naar deze verschijningsvorm hier op de aarde en zodra men die uitgangspunten had werd daarmee de verlossing ook bedorven. Dat Onan inderdaad als losser voor Er optreedt wordt niet ontkend, in tegendeel: het wordt zelfs uitdrukkelijk vermeld. Maar de richting van deze verlossing, de bedoelingen van die verlossing waren zodanig dat Onan niets anders teweeg bracht dan juist een afsnijding van het eeuwige leven. Dat hij dacht voor zichzelf goed te doen door het zaad, de menselijke vruchtbaarheid, naar de aarde te richten, was niets anders dan een verderven van het eeuwige leven. Juist die menselijke activiteit om hun vruchtbaarheid, hun productiviteit te richten naar de aarde, geeft de schijn van genot doch in werkelijkheid de verderving van de mogelijkheid tot het eeuwige leven.

Dit was dus de zonde van het oude heidendom en van de oude werelden en deze zonde was ontstaan door het samenzijn met Tamar, die de naam droeg en dus in zich had het wezen van de vrucht van de zevende dag. Uit Tamar zou inderdaad de Messias geboren worden zoals hij ook inderdaad uit deze aarde zou voortkomen. Er was groot gevaar in dit samengaan met Tamar zoals er groot gevaar is bij het samengaan met deze aarde. Zodra de bedoeling hier niet goed is, is zij persé slecht en dodend en juist de richting van de menselijke bedoeling is in heidense tijden puur aards gericht. Alles wat parallel aan het lichamelijke zaad vruchtbaar is, op welk gebied ook, wordt naar de aarde gericht. Nuttigheid wil hier altijd zeggen: Nuttigheid voor het maatschappelijke leven, voor deze aarde. Men gaat zelfs zo ver dat men ook de godsdienst als nuttig verschijnsel gaat verklaren: De mensen houden zich daardoor rustig, blijven moreel, zijn gedienstig, gewillig, krijgen daardoor optimisme en waar nodig pessimisme. De verschillende gebruiken worden eveneens verklaard naar hun psychische, hygiënische of maatschappelijke waarde en daarmee toont men niets anders aan dan dat men dan ook werkelijk al het zaad van welk niveau ook naar de aarde richt en het daarmee doodt. Dat iets ook een andere zin kan hebben dan nuttigheid voor deze aarde, wil er bij de meeste mensen niet meer in. In tegendeel wil men zelfs tot meerdere glorie van de godsdiensten erachter gaan zoeken wat de bedoeling van dit of dat gebod, verhaal of vergelijking geweest is, juist met het oog op de nuttigheid voor het maatschappelijke leven, voor deze aarde. Zo vond bij voorbeeld Stalin het goed dat de Russen tijdens de oorlog naar de kerk gingen omdat zij daarmee des te sterker werden en in het vuur wilden gaan voor de Bolsjewistische staat. Dan is de kerk goed en worden ook de bedienaren van die kerk geëerd; zij zijn immers nuttig! Zo stond Hitler ook toe dat er veldpredikers waren, dat er gods- diensten gehouden werden omdat men inzag dat dit nuttig was voor de staat en zo dringt steeds meer de gedachte in de wereld door dat die godsdiensten eigenlijk zo kwaad nog niet zijn: Zij houden de arbeiders rustig, men maakt niet ineens revolutie, men heeft nog begrip voor morele maatstaven en zal daarom belasting betalen, zich onthouden van smokkelen en daarom vindt men werkelijk goed dat kinderen godsdienstonderwijs krijgen omdat zij op deze wijze tot goede burgers opgevoed worden. Men vergeet echter dat men door deze uitgangspunten op een onvergelijkelijk hevige manier zondigt. Men richt dan ook de godsdienst naar de aarde en dan is er niets meer over van de menselijke bezigheden, die niet aards zijn. De bloei van economie en techniek zijn niets anders dan een soort uitvloeisel van dit aards gericht zijn; alle aandacht wordt besteed aan de aarde en de aarde heeft een zeer typische wet, de zwaartekrachtwet, de wet van de aantrekking, namelijk hoe dichter men bij haar komt, des te sterker trekt zij aan, daarom ook dat de mensen op zo wonderbaarlijke manier economisch en technisch hebben leren denken. Het is een apart soort denken, dat volkomen vreemd was aan mensen uit vroeger tijden. Deze mensen waren beslist wat scherpheid en klaarheid van geest betreft de meerdere van de gemiddelde tegenwoordige mens; niettemin zouden zij met geen mogelijkheid hebben kunnen construeren wat deze moderne mens op technisch en economisch gebied heeft teweeg gebracht. Het is echter een zicht en een denken dat degene, die ver boven de aarde verheven is, niet eens zien kan en die ook weet dat deze onderdeeltjes voor het geheel van geen belang zijn. Als men met zijn neus op de grond ligt ziet men inderdaad heel veel gecompliceerde dingen, die in hun geheel wel erg belangrijk zijn, doch de grote lijnen van de wereld kan men dan onmogelijk zien. Men kan dan ook onmogelijk een schoonheid en eenheidsgedachte in dit alles onderkennen, wel echter als men een stuk boven de aarde verheven is ziet men de zin van de verschillende lijnen, de verhouding van land en water, kortom men kan het werkelijk schone dan waarderen en de zin van het geheel begrijpen. De technici die dan ontstaan zullen een geheel ander soort techniek hebben, één die weet dat het zaad, dus de prestaties van de mens, naar een andere wereld gericht moet zijn dan naar deze en de economen zouden hun productiviteit ook niet gaan afmeten aan datgene dat slechts aards is doch juist om die verbinding met andere werelden teweeg te kunnen brengen.

 

Copyright © 2024 Academie voor de Hebreeuwse Bijbel en de Hebreeuwse Taal.