1
lossing * Juda-Tamar * baarmoeder * List * Boaz * Moab *
bevruchting * bescheidenheid * hoogmoed * wetenschap
De verhalen van de lossing verdienen bijzondere aandacht. Ik denk
hier speciaal aan de lossing welke voorkwam in het verhaal van Juda
met Tamar, waar hij zijn derde zoon Sela, niet meer aan zijn
schoondochter Tamar wil geven nadat de beide oudere zoons Er en
Onan waren omgekomen terwijl het -zoals het verhaal vertelt- toch
in zekere zin zijn plicht was geweest dit te doen en Tamar met haar
hele list toch gelijk had. (Genesis 38) Ook denk ik aan een tweede
verlossing, namelijk het lossings-verhaal van Ruth, waar ook een
eerste losser weigert en Boaz als tweede losser inderdaad
optreedt.
Beide lossingverhalen -en dit zijn de enige die in de Bijbel
voorkomen- spelen zich in hetzelfde geslacht af, namelijk in het
Messiaanse want van Juda en Tamar kwam als eerste Perez en Boaz's
stamboom gaat juist terug op Juda via Perez en uit de vereniging
van Boaz met Ruth kwam David. Er is dus zeer beslist een verband
tussen het verhaal van het Messiaanse geslacht en dit voor zo velen
onbegrijpelijke en onredelijke lossingsverhaal. Nu is er toch
inderdaad een nauw verband tussen deze lossing van de vrouw,
komende van een overleden broer, en een verlossing juist van de
Messias. Niet voor niets komen deze lossingsverhalen alleen bij dit
Messiaanse geslacht voor en niet bij anderen. Zal die lossing niet
hebben plaats gevonden, dan is volgens onze logica gezien er ook
geen geslacht dat David voort brengt.
Deze lossing en verlossing is interdaad de grondslag van de wereld.
Immers ook op ander gebied zien wij steeds hetzelfde. Het woord
"baarmoeder", Rechem, is hetzelfde woord als het woord
"barmhartigheid" omdat beide bases zijn van een nieuwe wereld. Het
Germaanse woord "baren" is hetzelfde als het Hebreeuwse woord
"Scheppen" dat eveneens "bara" is. Dus "baarmoeder", "baren",
"scheppen" en "barmhartigheid" zijn eigenlijk van dezelfde
oorsprong, dit omdat de grondslag van de wereld juist
barmhartigheid is. Zoals de baarmoeder het nieuwe leven ontvangt en
in zich ontwikkelt om het aan de wereld te geven, het nieuwe leven
draagt, zo is het ook met de schepping van het heelal, met alle
werelden. Scheppen is eigenlijk niets anders dan in een baarmoeder
opgenomen worden, beschermd worden om op te groeien om uiteindelijk
wat men noemt ook verlost te worden. De geboorte is een verlossing
want als de tijd rijp is, komt de vrucht uit de schil, komt het
kind uit de baarmoeder en komt de wereld uit de omhulling, een
omhulling die haar al die tijd juist beschermd en opgekweekt
heeft.
De losser behoort eigenlijk tegen zijn gevoelens in te lossen. Hij
moet er niet naar vragen of hij die vrouw wel wil lossen, hij
behoort haar te nemen en juist dit ongezien nemen, het niet vragen
naar de eigen gevoelens van sympathie of antipathie, van begrip of
onbegrip, doch het praktisch met de ogen dicht aanvaarden brengt
ook in het Bijbelverhaal uiteindelijk de verlossing.
Juda had Tamar eigenlijk kunnen verloochenen en er zou niets
geweest zijn; Tamar zou gestraft en omgekomen zijn. Doch de
vernedering van Juda in het openbaar door te erkennen dat hij
degene was die door list eigenlijk alleen nog het goede had kunnen
doen, doordat iemand hem bedrogen en verleid had tot het goede was
gekomen zonder dat hij het wilde, diezelfde vernedering bracht de
grote overwinning, de doorbraak zoals de naam Perez ook
betekent.
En zo zien wij ook hoe de Ploni Almoni, de N.N in het verhaal van
Ruth wel het veld, de bezitting wil lossen, doch als hij hoort dat
er een mens bij betrokken is wordt hij angstig, gaat dus te rade
bij zijn gevoelens en aanvaardt niet blindelings een taak, die hij
op zich moet nemen, wil zich geen moeilijkheden op de hals halen en
weigert. Misschien heeft hij nadien nog een rustig leven op aarde
gehad en verder is het verhaal bij hem dan ook uit, terwijl Boaz,
wel aanvaardend wat hij wist dat zijn taak en plicht was, de
stamvader wordt van David. Boaz betekent in hem is kracht, dus de
kracht om zichzelf te overwinnen, om ongezien te lossen.
Zo staat ook de mens tegenover de wereld en deze hele schepping
tegenover het voorgaande. De mens krijgt steeds tegenover zich iets
onverlosts, iets dat zich aan hem zoals Ruth de Moabietische vanuit
een zondige heidense streek voorstelt, tot hem gedreven wordt; aan
de andere kant ook verlangen heeft naar deze wereld, juist om hier
in een vreemde omgeving, in een nieuwe omgeving toch te zijn waar
het voelt zijn bestemming te hebben, zo komt steeds weer alles tot
de mens en wil juist ongezien, dus niet naar de
waarderingsmaatstaven van de mens door de mens opgenomen worden.
Als de mens zou gaan redeneren zou hij zeggen:
Dit is iets zondigs, het komt uit Moab, ik kan het niet vertrouwen.
Waarom zou ik zulke experimenten verzinnen?" En hij zou dan voor de
wereld wijs handelen en er van af zijn. Het is juist het bijzondere
van een verlossing, dat men niet datgene verlost dat men aardig
vindt en waarin men plezier heeft, doch juist ook datgene, dat in
zekere zin angstaanjagend, misschien zelfs afstotend is, in ieder
geval gebrekkig kan zijn, want dan is deze verlossing ook in
overeenstemming met de grondslag van de wereld, namelijk met de
barmhartigheid. En zoals God het ingericht heeft dat de baarmoeder
de verlichamelijkte barmhartigheid is, dat uit de baarmoeder het
nieuwe leven komt, zo moet ook de mens alles opnemen zonder te
weten wat het wordt, in vertrouwen dat het goed komt. Juist de
moderne mens, die alles behalve wil verlossen behalve dan wanneer
hij er zelf plezier in heeft, gaat redeneren over wat de baarmoeder
wel of niet ontvangt gaat er zich voor interesseren wat eigenlijk
uiteindelijk uit die baarmoeder tevoorschijn zou kunnen komen en
als hij gelooft er last van te hebben of er moeilijkheden van te
kunnen krijgen (speciaal ook van economische aard) dan weigert hij
eenvoudig om te scheppen. Zo wordt heel veel in de wereld dat zich
aan ons voordoet, door ons afgewezen omdat wij er moeilijkheden van
verwachten en in geen geval van zins zijn het ongezien te
accepteren en het wat men noemt over te laten aan God wat er van
komen zal. En juist uit dit ongeziene accepteren komt de
verlossing. Wie dit accepteren in de Bijbel weigert, wordt om zo te
zeggen voor de ogen van het hele volk vernederd. Hij trekt zijn
schoen uit, want de schoenen zijn in onze lichamelijke
verschijningsvorm hetgeen ons met de aarde verbindt; het is
eigenlijk in zekere zin het dier waarop wij staan. Het staan op de
beide benen is juist het staan op de volledige wereld, het bezitten
van beide tegengestelde helften, ook het bezitten van de
tegen-stelling: leven en dood, deze en komende wereld. En het
uit-trekken van een schoen veroorzaakt in deze lichamelijke
verschijningsvorm het prijsgeven van één van de tegenstellingen,
het willen oplossen van de dingen in de ene helft die wij
zien.
En zoals met de mens is het ook met de hele wereld. Deze hele
mensheid wordt reeds bij de schepping geplaatst tegenover de oude
werelden, de materie komende uit een door ons niet te tellen en
niet te berekenen oudheid omdat de tijd zich daarin verliest. De
mens wordt in die wereld gezet om haar te bedienen en haar te
verlossen, alweer zonder de vraag te stellen waarom, volgens de
maatstaven die God hem gaf. De mens wil wel verlossen, maar wil
weten wat hij verlost; hij wil zijn eigen maat-staven hebben en eet
daarom van de boom van kennis van goed en kwaad omdat deze hem zelf
de maatstaven geeft, omdat hij nu dus zoals God kan zien waarom hij
verlost en hoe dat smaakt. Doch de grondslag van de schepping is
barmhartigheid is en barmhartigheid vraagt niet naar degene, aan
wie barmhartigheid gedaan moet worden. Anders is het geen
barmhartigheid en is het dus het eerst willen weten van de
maatstaven, juist het willen optreden met een soort
rechtvaardigheidsprincipe en niet met het principe van liefde, van
genade. En zo is deze hele wereld eigenlijk niets anders dan een
lossing, een verlossing van de oude. Want juist de oude werelden,
dit is de materie, datgene dat vóór de mens was, zijn in deze
verschijningsvorm de vrouw die verlost moet worden door de man.
Daarom heeft juist ook in het leven de vrouw het verlangen naar de
man en niet zo zeer de man naar de vrouw, althans zo lang de man
inderdaad kern is en man is. In tijden, waar de man zijn
kern-positie laat varen, op drift geraakt en vervrouwelijkt, krijgt
men de zogenaamd maatschappelijke ridderlijkheid waarbij de man
doet en ook gelooft dat het zo is, alsof hij naar de vrouw
verlangt. Het verlangen van de vrouw naar de man is het verlangen
van de oude werelden, van de materie, naar verlossing. Zoals de
vrouw zich mooi maakt, zo maakt de materie zich mooi, men zou
kunnen zeggen om te verleiden, maar men denke dan ook aan de
verleiding van Juda door Tamar. Omdat wij niet uit onszelf het
gevoel en de drang hebben om te lossen, moet de vrouw en moet de
materie ons wel verleiden om gelost te worden.
Ook Ruth wordt In zekere zin door Naomi naar Boaz gezonden om het
contact met de losser te krijgen. Zo doet de materie en alles wat
ons ontmoet zich verleidelijk voor om althans langs deze weg van de
list verlost te kunnen worden. Meisjes of, jonge vrouwen, die zich
voor een man speciaal kleden of op-maken doen niets andere dan wat
Tamar deed en tenslotte ziet de man zoals de wereld ook in dat het
onrecht aan zijn kant stond en dat hij zonder deze verleiding al
had moeten lossen omdat het zijn plicht was, omdat hij dan in
overeenstemming met God had gehandeld.
Juda's angst dat met Sela hetzelfde zou gebeuren als met Er en Onan
was een logische angst, waarmee hij niets te maken had, maar hij
had slechts de plicht om te lossen, niet òm te zien en goed te
doen.
De hele schepping is dus niets anders dan een lossing van de oude
wereld en daarom is deze wereld ook altijd de tweede helft van de
cirkel. Wij aanvaarden een erfenis van een vroegere wereld, ons
onbekend, van een wereld in onze verschijningsvorm, om te
vergelijken met die van een broer, een oudere broer die zijn taak
niet heeft kunnen volbrengen en wij krijgen nu zijn vrouw, de
materie aangeboden en wij hebben deze wouw te lossen. Doen wij dat
dan leggen wij de basis ook voor de algehele verlossing van de
wereld, geven althans mede een bouwsteen.
Doen wij het niet, dan is het 1even in zekere zin van die kant
bekeken nutteloos. Daarom wordt deze wereld ook altijd als de
tweede voorgesteld, als het tweede deel en moet het eerste deel
voor ons gesloten blijven. Wie teveel vraagt naar het eerste deel
zou het kunnen afwijzen omdat hij de eventuele schande ervan zou
zien. Het zou in zijn ogen gemeten worden met zijn eigen maatstaven
en dan zou het niet kunnen. Wij aanvaarden daarom (en God heeft het
zo ingericht dat het met de wereld geschieden zou) de oude
werelden, het eerste deel van de cirkel ongezien, kunnen niet
anders dan het aanvaarden of afwijzen.
Er wordt verteld hoe de ziel als zij in het lichaam moet neer-dalen
zich verzet omdat zij angstig is voor het samenleven met dit
lichaam omdat zij dit lichaam als een aards ding verafschuwt en dat
de ziel uiteindelijk gedwongen in het lichaam komt zoals tenslotte
ook het los laten van het lichaam weer onder dwang moet gebeuren.
Het is hetzelfde bewuste weigeren om te lossen want de ziel verlost
het lichaam zoals God de wereld verlost, zoals de man de vrouw
verlost en zoals deze mens de hele wereld verlost, de wereld dan
gezien als het materiele.
Daarom heeft alles in deze wereld het karakter van het tweede, dat
ongezien het vorige, dat tot haar komt, moet accepteren en daarom
is de neiging om alles uit de positie van de 1 te verklaren ook een
neiging welke een lossing en dus ook een verlossing in de weg
staat. Verlossing en barmhartigheid gaan daarom samen en zodra de
menselijke maatstaf van logica een rol gaat spelen, wordt de weg
der verlossing bemoeilijkt; dan moet er juist de list en het
verleiden aan te pas komen om langs de zo vaak geschilderde weg van
emoties, opkomst en ondergang etc. toch het doel te bereiken omdat
het doel nu eenmaal bereikt moet worden.
Bovenstaande tekst is copyright © 2007 erven F. Weinreb.