ACADEMIE VOOR DE HEBREEUWSE BIJBEL EN DE HEBREEUWSE TAAL |
||
Artikelen in de persDE NIEUWE LINIE 8-10 maart 1972 Gesprek met friedrich weinreb over de drie van Breda “KZ-SYNDROOM? HET IS EEN
MAATSCHAPPIJ-SYNDROOM” WEINREB: “DE MENS IS JUIST
HET TEGENDEEL VAN EEN NUMMER
IK kan er
niet om treuren en niet over juichen. De drie van Breda
interesseren mij niet. Het zijn drie volkomen willekeurige
mensen, waar het niet om gaat. Zich daarover opwinden betekent
dat men niet beseft waar het hele verschijnsel vandaan komt en
men niet wil weten dat die zaak veel dieper zit.
Het gaat
er om de oorzaken die tot de oorlog geleid hebben aan te pakken.
De maatschappij die de Tweede Wereldoorlog heeft voortgebracht is
blijven bestaan en kweekt nog steeds Fischers en Aus der Füntens.
Het is een enorme symplificiering te denken dat het om "de drie"
gaat. Het gaat om de miljoenen, wellicht miljarden in de wereld
die met een mentaliteit leven die zoiets mogelijk maakt."
Aldus prof. Friedrich Weinreb (61), tijdens een gesprek over de
drie van Breda, dat ik zaterdagavond jl. in zijn wijkplaats in
het buitenland met hem had.
De door sommigen bestreden en door anderen gewaardeerde Weinreb
is een kenner van de bezettingsjaren en van het
sociaal-psychologische klimaat na de oorlog.
Zijn herinneringen uit de jaren 1940-1945 heeft hij opgetekend in
zijn Collaboratie en verzet, drie boekdelen die
geredigeerd werden door Renate Rubinstein en Aad
Nuis en enkele jaren geleden veel opzien baarden.
Weinrebpleegde actief verzet en wist door een spel met de
Duitsers een aantal joden het leven te redden.
Na de oorlog werd hij veroordeeld tot enkele jaren
gevangenisstraf, omdat "de rechtsorde niet gedoogt, dat enig mens
in vertrouwen, op eigen kunnen en naar eigen morele maatstaf,
aldus beschikt over leven en lot van anderen." Een uitspraak die
volgens sommigen dus zegt, dat verzet niet geoorloofd was.
Het Instituut voor Oorlogsdocumentatie is drie jaar geleden op
verzoek van de regering begonnen met een nader onderzoek in de
zaak-Weinreb en hoopt daar volgend jaar mee klaar te zijn.
Later werd Weinreb veroordeeld inzake een merkwaardig en voor
velen ongeloofwaardige zedenkwestie.
Weinreb week uit naar het buitenland. Als ik hem vraag waarom,
geeft hij ter zake doende en overtuigende argumenten, die
voorlopig niet voor publikatie bestemd zijn.
Weinreb, die econoom van origine is, geeft cursussen
bijbelwetenschap, onder meer in Zwitserland, en publiceert
boeken. Enkele titels: De Bijbel als schepping, Ik die verborgen
ben, Hat der Mensch noch Eine Zukunft. Binnenkort verschijnt
onder meer een boek over zijn jeugd. Hij werkt verder aan
een publikatie over zijn na-oorlogse ervaringen.
Als Friedrich Weinreb de deur voor me opent is hij gehuld in een
zwart gewaad, passend bij de sabbath, die voor hem om zeven uur
afgelopen is. Aangezien ik een kwartier te vroeg aankwam, leest
hij tot die tijd in een klein vergeeld boekje dat oude hebreeuwse
verhalen bevat, en praat ik met zijn vrouw Esther.
“We zitten hier maar tijdelijk” zegt ze over hun kleine, sober
ingerichte appartement (bedden in de huiskamer).
Weinreb (Freek voor zijn vrouw) laat mij in zijn werkkamer, waar
we een lang gesprek gaan hebben, achter het bureau plaatsnemen;
zelf gaat hij in een lage fauteuil zitten, zodat ik op hem
neerkijk.
Hij ziet er goed, gezond en vitaal uit. Kleiner dan ik me
voorgesteld had.
Hij heeft een flitsend brein, praat snel, formuleert
scherpzinnig. Het is een weerbarstig man, die voortdurend zijn
stekels laat zien. Soms bijna verlegen, steeds zachtaardig en
volkomen zichzelf. Weinreb: "Er zijn oorlogen geweest zolang de mens bestaat, maar de industriële verwerking van mensenlot die in de laatste oorlog plaatsvond, is iets van déze maatschappij. Daar gaat het om Eichmann en de drie van Breda vormen enkelen van de velen. Drukte daarover maken is flauwekul. Voor mij is het veel interessanter te lezen in een Duits boek, dat Kiesinger, de vorige premier van West-Duitsland, tijdens de oorlog anti-joodse radioredes samenstelde. Daar praat geen mens over, terwijl deze man dichter bij het vuur zat en meer schuld heeft dan zo'n Fischer, die ik ken als een wat emotionele gek. Pas las ik dat minister Schillerzijn dissertatie over de arbeidsdienst gemaakt heeft en dat hij erg pro-nazi was, Nu wordt hij als een modern en vooruitstrevend man gezien. Dit vind ik bij elkaar een groter probleem dan die drie". Maar: "Al zouden ze de drie in mootjes hakken, dat zou me niet kunnen bevredigen". En: "Ik had liever gezien dat er driehonderd een straf van zo'n twintig jaar hadden uitgezeten. Maar ook dat zou me niet bevredigend hebben. Helaas is het zo dat de groot ste schurken vrijuit gegaan zijn. Grotere schurken dan de drie en Lages Bijvoorbeeld de chef van Fischer, Schmidt, of Zöpf, Harster of zelfs Christiansen." Weinreb heeft Fischer persoonlijk gekend. Hij typeert hem als "Een beetje een gek. Een uitbundig man die schreeuwen en tieren kon, die niet precies wist wat hij deed. Hij voerde de opdrachten uit die hij kreeg van Rauter of Harster. Het is willekeur, zoals het willekeur is elke tiende man dood te schieten". Bovendien: "Eigenlijk heeft iedereen meegedaan, heel het volk. Op een paar procent na in Duitsland, die bewust verzet gepleegd hebben. Maar vrijwel iedereen deed met Hitler mee, ook degenen die later verklaard hebben anti-nazi te zijn. Het liet al die mensen koud wat er in Auschwitz gebeurde. Achteraf zei men dat men er niets van wist. Maar dat deden ze wel". Over Kotälla: Een concentratiekamp-beul die geslagen en getrapt heeft waar het niet hoefde. Het is een vreemd ziekelijk geval. Hij hoort in een gesticht. Aus der Fünten was in zekere zin een schrijftafelmoordenaar, die opdracht kreeg van zijn superieuren en die misschien - ik weet het niet - gedacht heeft: als ik het niet doe doet een ander het. Hij was vergeleken bij anderen nog vrij geciviliseerd. Hij heeft in Amsterdam zo veel mogelijk voorkomen dat er op straat geknuppeld werd".
Maar ik denk vooral aan hem terug als een ijskoude vent, in het
gewone leven een harde zakenman die op de dubbeltjes kijkt.
Iemand die denkt in getallen niet in mensen. Een hard
onderhandelaar ook ... Hij eiste van mij honderdduizend mark,
anders zou de bescherming ophouden ... Maar hij was niet harder
dan de zakenlieden die ik nu ontmoet." Wie is schuldig? Weinreb: "Hitler? Ja, maar als niemand meegedaan had was het niet gebeurd. Maar hij wist: er zullen er genoeg zijn die meedoen'. Op zo'n moment kun je geen schuldigen meer aanwijzen. Is de Joodse Raad ook schuldig? Ja, die wou het niet graag, maar was best ingenomen met de functie die hij had. Toen de situatie eenmaal zo was ging hij op die stoel zitten en probeerde hij die plaats zo goed mogelijk te vervullen. Dat deden Fischer en Aus der Fünten op een ander niveau ook. Ik wil niet beschuldigen. Er zijn altijd types die graag administratief belangrijk willen zijn. Begrijp me goed, joden zijn niet beter dan Duitsers. Het gaat om het probleem van de mens. Om een opvoeding en een maatschappij die überhaupt fout is". De drie vasthouden om hier op te wijzen en te voorkomen dat het neo-nazisme in de kaart gespeeld wordt? Weinreb: "Nee. Het neo-nazisme komt van een heel andere kant dan van dit soort mensen. Dit is voorbij, er is een ander fascisme gegroeid. Maar de oorzaak is gebleven en die is alleen weg te nemen door een andere manier van denken, een andere opvoeding en een andere politiek. Het belachelijk maken van die maatschappij is een van de mogelijkheden om elk soort fascisme in de kiem te smoren." Waarover verder meer. Als ik Weinreb vertel dat ik in het vliegtuig naast een man zat die blind geworden was in een concentratiekamp, dat deze man niets tegen vrijlating had, maar wel emotioneel moeilijke dagen had doorgemaakt: "Daar kan men niet licht over denken, maar laten we ons realiseren dat er per jaar honderdduizenden mensen aan verkeersongelukken kapot gaan. Dat concentratiekamp-syndroom is een smoesje. Het is veel erger. We hebben een soort maatschappij-syndroom. Het K.Z.-syndroom is een soort fictie. Hoeveel mensen zijn er terug gekomen uit een kamp waar je zo'n syndroom van krijgt? Een handjevol. Vrijwel iedereen is vermoord. Het probleem nú is dat miljoenen kapot gemaakt worden door de opvoeding, de industrie, de milieuverontreiniging". En: "Wat ik erger vind is de manier waarop de teruggekomen joden financieel behandeld zijn. Daar heeft men een ergere schok van overgehouden. Joden die in handen van de Duitsers vielen wisten dat ze in de hel terecht kwamen. Maar ze dachten als we terug komen in Nederland, dan wordt alles goed gemaakt. Dat dit niet gebeurd is, is veel erger. Dat heeft een zwaardere schok opgeleverd. Van de behandeling ná de oorlog hebben de joden een zwaarder syndroom overgehouden. De verbittering, agressie en irritatie die optreedt, is veeleer een gevolg van die teleurstelling. Er heerste een latent antisemitisme na de oorlog. Eerst werden de joden ervan beschuldigd dat ze laf waren geweest en dat ze verraad gepleegd hadden. De joden kregen schuldgevoelens en gingen vandaaruit zoeken naar joodse helden die niet te vinden waren. Dat heeft ze veel meer beïnvloed ... de leegte toen ze terug kwamen... de manier waarop ze ontvangen werden. Dat geprocedeer met de bewariërs, de mensen die de joodse goederen bewaarden.... De joden voelden het als een schande om vervolgd te zijn. Dat zit er diep in. Men wil niet graag de zwakke zijn. Daarom zijn ze nu ook zo trots op Israël. Verder bracht de oorlog een gevoel van een soort geschonden legaliteit met zich mee. Ook was het niet prettig in het middelpunt te staan. En tegelijk was er een zeer apathische reactie van de omgeving. Om al die redenen gingen de joden zeggen: die Nederlanders zijn zo geweldig. Maar ze wisten dat het niet waar was.... de echte ondergrondse kwam pas toen de zaak bekeken was. Alles bij elkaar is er een reactie opgeroepen die alleen in Nederland bestaat. Geen enkel ander land heeft z'n drie van Breda, laat staan dat het zoals in Nederland zou gaan om jodenvervolgers, afgezien van Kotälla dan. Dat is typisch Nederlands. Er is in Nederland een typische reactie op de oorlog geweest. Weinreb stelt zichzelf de vraag waarom alleen in Nederland de emoties zo hoog opgelopen zijn: "Is dit niet een heel sterke uiting van een stuk eigen schuld en tekortkoming? Ook is het mogelijk dat men zich ten onrechte schuldig voelt, zich vandaaruit zondig voelt en de schuldigen zoekt. Geen land denkt zo veel na over schuld als Nederland. En: "Geen West-europees land heeft zoveel joodse slachtoffers gehad als Nederland. Vijfentachtig percent is hier omgekomen. Meer nog, want de resterende vijftien percent bestond voor een groot deel uit gemengde huwelijken die in de praktijk nauwelijks deportatiegevaar te vrezen hadden."
Op de vraag of het al of niet voorstander van vrijlating zijn
iets te maken heeft met schuldgevoelens, zegt Weinreb: "Daar heb
ik nog niet over nagedacht. De voor- en tegenstanders zijn in
alle groeperingen te vinden en ook veel jongeren die de oorlog
niet of nauwelijks hebben meegemaakt maken zich druk. En bij de
politici zijn er maar weinigen die in de oorlog een positie
hadden waarover ze zich schuldig zouden kunnen voelen. De schok
gaat door alle gelederen heen, of men de oorlog heeft meegemaakt
of niet. Wellicht voelt men aan dat er something rotten is
in de wereld. Zit dat de Nederlander dwars? Of speelt ook mee dat
Nederland zijn eigen identiteit kwijt raakt? En dat het de
positie van "het liberale land" kwijt is? Er is niks meer, het
valt uit elkaar. En de jonge generatie toont een gezonde spot
over het geheel. Dat werkt ook door. De Nederlander analyseert,
denkt diep door.... dat brengt ook hele fijne mensen voort. U
zult het merkwaardig vinden, maar de ouderwetse
gereformeerden zijn voor mij mensen waar ik van op aan
kan. Ze zijn netjes, eerlijk en consequent. Verreweg de meeste
Nederlanders redeneren veel, maar trekken niet de consequenties
voor zichzelf. Daar voelen ze zich tegelijk schuldig om. Ze doen
dingen stiekem maar tonen naar buiten een façade, terwijl ze
weten dat het anders is en ook van anderen weten dat ze door
hebben dat het anders is. Dat is typisch Hollands. Het kan zijn
dat dit alles ook met zich mee gebracht heeft de houding rekening
te houden met de joden, ze te vragen wat ze ervan vinden, zoals
destijds met het huwelijk van Beatrix en Claus. Maar om de drie
daarom te laten zitten, heeft niets met recht te maken".
Presser heeft de wond helemaal opengereten
"Dat is de houding van:we hebben ons toen zo rot gedragen, we zijn bereid de drie nu hard te behandelen. Dat doet de zaak geen recht. De joden zijn alleen tevreden te stellen door ze te bevrijden van hun trauma. Tot en met Israël, waar ze zeggen dat ze vrij zijn maar het in werkelijkheid niet zijn. Ze kunnen, zich niet bevrijden van het verleden, omdat de motieven waarmee ze het proberen onjuist zijn. Aan de ene kant zeggen ze: de joden in Europa waren laf, ze hebben zich niet verdedigd. Maar ja, geen land heeft ze verdedigd. Niets heeft ze verdedigd. De hele wereld heeft toegekeken. De Nederlandse regering antwoordde op de vraag van de illegaliteit wat er gebeuren moest als er joden zouden worden gedeporteerd, dat het geen belangrijke kwestie was. Roosevelt had de Duitsers represaillemaatregelen in het vooruitzicht kunnen stellen maar heeft niets gedaan. Anderzijds willen de joden niet weten dat de wereld niets gedaan heeft. Men klaagt er niet over. Men ontvangt juist de helden die wel wat gedaan hebben. Wat vaak de verkeerde helden waren overigens. In Israël voelen de joden hetzelfde. De wereld weet dat ze omringd zijn door honderdduizend Arabieren.... het is geen kleinigheid te ontdekken voor de joden dat ze in een wereld leven waar nog niets is opgelost. Men voelt zich niet lekker als jood." Als ik terugkom op het K.Z.-syndroom en Weinreb vraag wat hij mensen die daaraan lijden persoonlijk zou zeggen: Het is de schuld van de wereld dat jullie daar mee rondlopen. Vraag je af waarom de wereld zo is, en je weet heel goed dat die wereld niet veranderd is. Dat die drie rotkerels zijn is waar, maar het probleem ligt ergens anders en je lost het niet op door die drie gevangen te houden. Je ontwijkt daarmee het probleem alleen maar. Zoek naar de oorzaak en zie in dat deze niet bij Hitler ligt, maar in de maatschappij, waarvan Hitler slechts een product was". De grote schok in Nederland is pas twintig jaar na de oorlog gekomen, zegt Weinreb: "Door Presser. Hij beschreef hoe alles collaboreerde, terwijl iedereen met het beeld van "wij dappere Nederlanders" zat. Men heeft slechts langzaam beseft welk een trauma er was. Presser heeft de wond helemaal opengereten. En toen kwam de actie tegen mij. Ik had niet verwacht dat ik zo'n schok teweeg zou brengen met mijn boek. Ik heb de reacties op Presser fout geïnterpreteerd en niet begrepen toen, wat het is om zich schuldig of - als vervolgde - zich vernederd te voelen. Ik vind, wat dat laatste betreft, dat de vervolgers zich vernederen. Ik heb hen steeds bekritiseerd en bespottend bekeken. Na de oorlog heb ik lang niet begrepen hoe de mensen geleden hebben door het feit dat ze vernederd waren en geïnfecteerd werden, zodat ze het gesnauw van de SS na gingen doen. Wat me bij het schrijven van mijn eerste boek beheerste, was: ik moet precies, netjes en mild schrijven. Ik ben mild gebleven. Soms wou ik harder, verwijtend en beschuldigend schrijven. Maar ik heb me getemd. Ik ben vergevingsgezind en wraakzucht speelt niet mee". Weinreb vind het juist dat van regeringswege rekening gehouden is met de gevoelens van de oorlogsslachtoffers. Alle argumenten voor en tegen vrijlating, die ik graag successievelijk met hem besproken had, kunnen hem nauwelijks interesseren. Zijn belangrijkste vraag is: wat mankeert er aan de wereld. Wat is er sinds de oorlog veranderd? Misdadigers, collaborateurs en wat dies meer zij, functioneren als aangepasten in de maatschappij en worden nagenoeg met rust gelaten, wreedheden vonden sinds de oorlog steeds op grote schaal plaats.
Weinreb: "Het probleem van deze maatschappij ligt in de wijze van
toepassing van ons denken, ons weten en ons onderwijs. Dit alles
brengt mensen voort die via mechanische administratie mensen weet
uit te sorteren en bijvoorbeeld zoals in Rusland de oppositie
naar het gekkenhuis stuurt. Ik heb zoiets zelf ondervonden. Ik
kritiseerde de zaak dusdanig, dat ik een soort atoombom voor deze
maatschappij werd. Zo iemand moest zich maar aanpassen; maar dat
we ons aanpassen is juist het erge. Men praat over
rehabilitatie van mij. Maar ik wil die rehabilitatie
helemaal niet. Als ze me die geven is het om valse motieven of
uit een of andere nuttigheidsoverweging. Ik wil niet opgenomen
worden in deze maatschappij". En: "De mens laat zich te veel
managen door wat men zegt". Ik geloof dat we nog geen
antwoord hebben gevonden op de nieuwe omstandigheden waarin we
leven. De laatste tweehonderd jaar is de wereld veel meer
veranderd dan de duizenden jaren daarvoor, een enorme revolutie.
Natuurwetenschappelijk onderzoek en de technologie die er het
gevolg van is, hebben veel goede dingen gebracht.
Hoe kon het gebeuren, die oorlog?
Maar we hebben een eenzijdige nadruk gelegd op het natuurwetenschappelijk meetbare. Gevolg: andere motieven en momenten in de mens zijn niet meer bestudeerd, niet meer gerealiseerd. En waar ze wel bestaan, hebben we getracht ze te vangen onder natuurwetenschappelijke formuleringen, die juist niet konden formuleren wat dat andere was. Door dit alles zijn we de kennis van de mens kwijt geraakt. We hebben een soort hedonisme gelijk gesteld aan menselijk geluk; een streven naar een uiterlijke welvaart, waarvan we denken dat de mens daarmee tevreden is. Met name de laatste tien jaar staan we voor het verschijnsel dat veel mensen niet meer willen, de maatschappij verwerpen, alles in elkaar willen schoppen. Dit heeft te maken met het gevoel: hoe kon het gebeuren die oorlog, terwijl de hele wereld nauwelijks reageerde? Daarbij gaat het niet om de Duitsers of de Hollanders, maar over de hele wereld. Over die vraag zijn we niet heen. Ook niet over de vraag waarom we niets van Rusland China of India weten. Deze dingen drukken ons het meest. De mensheid reageert als een kind dat ergens pijn voelt, huilt, vervelend is en zeurt. We schrikken van onze cultuur die tot dit soort industriële vernietiging en a-moraal handelen in staat is. De oorzaak is dat we het contact met de andere kant van de mens kwijt zijn geraakt. Een menselijke kant. Waarom heeft de moderne mens de meest kolderieke neiging tot mystiek en vlucht hij in horoscopen, helderziendheid, jezus-beweging en hasj? Het drukt uit: er is iets anders in ons waar jullie niet over praten. Jullie bieden ons maar de halve wereld en de halve mens. En die halve mens kan Fischers en Aus der Füntes produceren! Omdat de andere helft in de mens dood gemaakt is. Weinreb ziet perspectieven: "Een minderheid, bestaande uit jongeren van geest, wijst een dergelijke wereld af. Ik hoop en geloof zelfs, dat er voor de eerste keer een kans ontstaat voor een onbloedige revolutie. De jeugd heeft iets liefs gekregen. Niet meer de vroegere agressiviteit, maar een glimlach die afstraalt: het gaat tóch door zoals we willen, we gaan onze gang. Er is een enorme doodlopende straat ontstaan. Zelfs Heidegger en Sartre wijzen geen weg. Maar er is een volkomen andere manier van denken en voelen aan het ontstaan" Een generatie die lief is voor elkaar
Vorig jaar verscheen van Friedrich Weinreb bij Origo Verlag,
Hat der Mensch noch eine Zukunft? (Sombere
ondertitel: Eine lezte Chance). "Daarin heb ik twee dingen
duidelijk gesteld. In de eerste plaats dient het welstandsniveau
teruggeschroefd te worden, zodat we niet kapot gaan aan onze
technologie. Aan de andere kant moet het onderwijs meer rekening
houden met het andere in de mens. Er moet aandacht geschonken
worden aan die dingen in de mens die hij nu veelal niet durft te
uiten, Een andere stap in de goede richting is aandacht voor de
vraag wat de mens überhaupt is. Alleen dit soort omwenteling
brengt ons naar een maatschappij waarin mensen als Fischer niet
voorkomen of geen kans meer krijgen. De mens zou in zo'n
maatschappij ook meer tot rust kunnen komen. De maatschappij van
nu vergelijk ik vaak met een motorrijder die tegen een steile
wand rijdt en steeds harder moet rijden om niet te vallen. Maar
onze economie bereikt aldus onherroepelijk een punt dat het niet
meer gaat." En: "Men is ontzettend bang dingen als welstand en
status op te geven. De status doet de mens alles: hij krijgt er
neuroses en hart-infarcten door... Als die status eens afgeschaft
kon worden, dan wordt de mens ook verantwoordelijk voor het
grotere geheel. Dan zal de mens niet langer naar zijn economische
status maar naar zijn menselijke waardigheid beoordeeld en
gerespecteerd worden. Daarvoor moet ons hele economische stelsel
tegen de vlakte.
Er is een revolutie gaande. Daaruit zou eindelijk de mens geboren
kunnen worden waar we duizenden jaren op gewacht hebben, de mens
die wakker is. Daarmee blijft alles wat er geweest is heel
triest, maar het heeft dan toch zijn zin gehad.”
Op mijn vraag of Weinreb niet te optimistisch is en de jeugd als laatste strohalm aangrijpt: ;Nee, ik heb vertrouwen in de mens. De mens heeft de kracht daartoe. Alleen het feit al dat er een generatie opgroeit die toch lief voor elkaar is, toont aan dat er ondanks wat er gebeurd is en ondanks de bestaande opvoeding, mensen zijn die ernaar leven. Het is geen strohalm, ik ben optimistisch". De rechtse meerderheid heeft geen innerlijke
kracht Als ik wijs op de toenemende verrechtsing in het Westen: "Zeker. En ik geloof dat er een confrontatie zal ontstaan. Ik hoop dat het een lieve zal zijn. Er is wel een rechtse meerderheid, een soort Telegraaf–lezers-meerderheid, maar die verbloemt wat niet goed zit. De meerderheid is er, maar ze heeft geen innerlijke kracht. Het zijn dezelfde soort mensen die in 1940 meteen gecapituleerd hebben en dat zullen ze weer doen. Het zijn de De Quay's die zeggen: hoe kunnen we, rekening houdend met de realiteit, verder gaan. Die mensen hebben dus ook geen weerstand tegen dat nieuwe. De manier waarop de professoren op de universiteiten reageren, toont dat ze geen weerstand hebben. De een doet zus mee, de ander zo. Maar ze willen niet. Toch capituleren ze. Verkijk je dus niet op de kracht van een meerderheid. Het rechtse is zinloos, het heeft geen fundament in de existentie van de mens".
Maar beschikt wel over macht en onderdrukt de goede krachten in
de mens. Weinreb: "Jawel, maar er is niets tegen te beginnen,
degenen die willen breken er door. Neem de NATO. Die is in
mijn ogen militair geen cent waard omdat de innerlijke kracht van
de aangesloten volkeren niets voorstelt. Men is bereid met alles
mee te gaan als het maar een "lekker leven" oplevert. Het rechtse
Amerika bezit ook niet meer de kracht om zich te
handhaven. Het verzet werkt, omdat dit Amerika van binnen voos
is".
De revolutie van de jeugd is de revolutie van dat andere, zegt
Weinreb. "Het is in ieder mens aanwezig, het moet ontwikkeld
worden. Ik verwacht van een jood dat hij dat doet. Voor mij is
het jood-zijn iets in ieder mens. Datgene namelijk dat verwijst
naar die andere kant in de mens. Buber heeft dat ook
benadrukt. Ik verwacht van de joden dat zij daarin het voorbeeld
geven. Ik zie dat niet gebeuren en heb me daarom ook nooit
aangesloten bij de joden als groep, ook niet bij de
chassidische joden. Strikt privé probeer ik te leven naar
de wijze waarop mijn voorouders dat gedaan hebben, omdat ik met
hun studie en hun werken naar mijn gevoel verder ga. De meeste
van mijn vrienden en kennissen zijn niet-joden.
Ik vond de maatschappij gek
In mijn manuscript heb ik een analyse van de Nederlandse joden
opgenomen. Mijn oordeel was zeer negatief. Het is weggelaten uit
het boek. Ik voelde me in de oorlog meer met de Nederlanders in
het algemeen verbonden dan met de joden in het bijzonder. Mijn
bijbelboeken zijn geen joodse boeken. Men recenseert ze niet, ze
zien me als een buitenstaander. Ik ben altijd een buitenstaander
geweest en ik ben dat nog. Een groep zegt me niets. In de tijd
dat ik in Israël woonde, verdroeg ik het nationalisme niet." "En:
Ik bemerkte ook iets in mij dat onder massa-hypnose geraken kan.
Tijdens een parade voelde ik trots over het eerste joodse leger
sinds twee-en-eenhalfduizend jaar. Maar tegelijk realiseerde ik
me: pas op anders ga je ook nog die kant op. Daardoor zie je de
zwakheden die de mens in zich heeft..." Hoe kijkt Weinreb terug op zijn ervaringen tijdens en na de oorlog? Friedrich Weinreb: Ik heb er erg veel mensenkennis door opgedaan. In die drie jaar dat ik gezeten heb kon ik – omdat ik me meteen al van de zaak distantieerde - heel rustig nadenken en erg veel schrijven." Hij wijst me op een lange rij schriften in de boekenkast en zegt: "Allemaal volgeschreven in de gevangenis. Twintig duizend bladzijden... Ik heb diep medelijden met de misdadiger die schuldig is. Hij heeft geen escape. Ik heb meegemaakt hoe het is als je onschuldig bent. Ik werd enorm productief. De grondslag van mijn boeken is daar gelegd. Het was mijn mooiste tijd als mens. Ik vond alleen de maatschappij gek. Maar ik dacht: ze zijn geschokt, ze zijn niet laf geweest, maar de maatschappij heeft meegebracht dat ze laf moesten zijn. Zo waren ze opgevoed. Ik had medelijden. Ook mijn vrouw, die het erg moeilijk heeft gehad, is sterker geworden door die tijd. Weten dat je goed zit resulteert in een enorme kracht. Iemand met een belast geweten zou niet hebben kunnen schrijven. Ik heb vaak gezegd: ik heb stomme dingen gedaan, ik had veel meer kunnen doen, ik ben bang en laf geweest, maar ik heb het niet opgegeven."
Via allerlei, nu niet ter zake doende onderwerpen komen we op de
volkstelling en het persoonsnummer. Over het laatste: "Dat hoort
bij deze staat. Ik geloof niet dat men daarmee opzettelijk mensen
wil onderdrukken, maar het zit erin. Dat systeem behoort bij deze
maatschappij. Het is het Auswitz-systeem, waarbij de
mensen ook genummerd werden. Een maatschappij, waarbij de mensen
ook genummerd werden. Een maatschappij die een dergelijk systeem
opzet is in staat Fischer’s en Aus der Füntens te kweken en een
kans te geven. Ik zie niet het gevaar dat er een vijand komt en
de zaak in beslag neemt. Zo'n systeem is door de bezetter in
korte tijd op te zetten. Het gaat mij om de mentaliteit die eruit
spreekt. Wie de mensen dusdanig onder controle wil brengen wil uit principe de menselijke waardigheid knotten of niet toelaten. Dat geldt ook voor de volkstelling. De mens is juist het tegendeel van een nummer. De mentaliteit om de mensen te registreren is die van de Duitse Ordnung en Tuchtigkeit. Het zijn kenmerken van de prestatie-maatschappij die mensen kweekt die bereid zijn tot collaboratie.’ Dan namen die duizenden de
bezetter op de hak … Weinreb: Ik ben een anarchist. Ik erken geen bewind. Ik ben niet voor chaos, integendeel. Het gaat om, min of meer stilzwijgende, afspraken dat men elkaar respecteert. Ik ben ook geen anarchist in politieke zin. Ik ga geen bommen gooien. Wat mij zo kwalijk genomen is, is dat ik anders gehandeld heb dan verwacht werd, anders dan geprogrammeerd was voor de mens. Ik ben erin terecht gekomen en kon niet meer terug, of ik wilde of niet. Mijn ouders waren erg burgerlijk en koesterden de hoop dat ik een brave burgerlijke man zou worden. Maar ik was een individualist en ging mijn eigen weg. Ze kunnen allemaal opvliegen, dacht ik in de oorlog. Ik zag toen al dat er gezichten gemeen naar mij keken. Ik besefte dus wel dat er mensen waren die vonden dat een dergelijk afwijkend gedrag niet kon. Ook niet ten aanzien van de Duitsers... daar kon je hoogstens mee onderhandelen. Ik onderhandelde niet. Ik nam ze op de hak. Die houding heb ik onder alle omstandigheden. Als de opvoeding niet gericht zou zijn op welstand, carrière, prestatie en niet eenzijdig natuurwetenschappelijk zou zijn, dan worden karakters à la Fischer minder gekweekt en kregen ze geen kans. Dan namen tienduizenden een bezetter op de hak. Dan is het niet meer vol te houden. Dan zouden er ook veel minder slachtoffers vallen. Nu zijn de dapperen gevallen. De collaborateurs zijn gebleven." We hebben uren gepraat. Esther heeft de tafel feestelijk gedekt en opgesierd met kaarsen, bloemetjes en vooral diertjes, verspreid over de hele tafel. Naast mijn bord het stekelbeestje dat Roel van Duijn een jaar geleden heel toepasselijk meebracht. Tegen tweeën is het bedtijd. Weinreb gaat nog schrijven.
Om half negen staat hij opgewekt naast mijn bed en vraagt
waarover ik gedroomd heb. GERARD DE BRUIJN |
|
Copyright © 2025 Academie voor de Hebreeuwse Bijbel en de Hebreeuwse Taal.