ACADEMIE VOOR DE HEBREEUWSE BIJBEL EN DE HEBREEUWSE TAAL

Artikelen in de pers

DE TELEGRAAF--DONDERDAG 8 JULI 1965

 

Gebrek aan moed

 

De heer Weinreb werd na afloop van de oorlog gearresteerd op beschuldiging van verraad. De bijzondere rechtspleging van die tijd heeft de heer Weinreb veroordeeld.

Nadien is duidelijk geworden dat de heer Weinreb zich aan geen enkel strafbaar feit had schuldig gemaakt; de historicus prof. J. Presser gaat in zijn boek ,,De ondergang? hier uitvoerig op in.

Naar aanleiding daarvan heeft het Eerste-Kamerlid prof. Polak de minister van Justitie, dr. I. Samkalden, gevraagd of het niet mogelijk was heropening van het gerechtelijk onderzoek te bewerkstelligen.

Het antwoord was nee, om de formele reden dat er geen novum - geen nieuw feit - naar voren was gekomen.

De heer Weinreb zegt dat het dossier vol nieuwe feiten zit.

De werkelijke reden is dan ook dat men twintig jaar na de oorlog nog steeds niet durft toegeven dat er in de eerste naoorlogse jaren bij de bijzondere rechtspleging afschuwelijke fouten zijn gemaakt.

 

DRS. WEINREB: Ik verlang geen rehabilitatie

Van een onzer redacteuren

AMSTERDAM. donderdag

 

DRS. F WEINREB, die in 1948 door de bijzondere raad van cassatie wegens verraad tot 6 jaar gevangenisstraf werd veroordeeld en in Prof. J. Presser's boek "De Ondergang" betiteld wordt als "de zondebok, waarnaar men heeft gezocht", over wie het Eerste-Kamerlid prof. dr. F. L. Polak aan de minister van Justitie, dr. I. Samkalden, heropening heeft gevraagd van het gerechtelijk onderzoek, die na het uitzitten van zijn straf verscheidene regeringsopdrachten heeft vervuld ? met deze drs. Weinreb heeft een onzer redacteuren een gesprek gehad, waarin de heer Weinreb in openhartige bewoordingen zijn visie geeft over de bijzondere rechtspraak en de weigering van minister Samkalden het gerechtelijk onderzoek te heropenen.

Farce

VRAAG 1: Hoe was uw standpunt ten aanzien van de vragen van professor Polak?

ANTWOORD: Ik heb van het stellen van deze vragen niets afgeweten. Met alle waardering voor de bedoelingen van professor Polak om gedaan onrecht te doen herstellen, mij persoonlijk liet het onverschillig, omdat ik volkomen ongeïnteresseerd ben in wat men heden ten dage Nederlandse politiek noemt en verder omdat ik heel goed wist dat men niet de moed zou opbrengen met een kwaadaardige ziekte, als die hele naoorlogse bijzondere rechtspraak af te rekenen.

Want daar zou een onderzoek naar de farce, die o.a. die z.g. bijzondere rechtspleging voorstelde, toe leiden. Men zou dan staaltjes van ongeëvenaarde huichelarij zijn tegengekomen, die nog hun invloed op wat men Nederlandse politiek noemt, doen gelden. Dit alles werkt nog na op de Nederlandse samenleving.

Om zo iets aan te pakken moet men mensen van ander kaliber hebben dan die welke in de laatste 20 jaar in Nederland hebben geregeerd.

 

Juist gehandeld

VRAAG 2: Was u onder die omstandigheden dus niet geïnteresseerd in rehabilitatie?

ANTWOORD: Ja, wie moet er eigenlijk gerehabiliteerd worden? Ik heb altijd de door overvloedige feiten gestaafde overtuiging gehad dat ik juist had gehandeld. De honderden door mij direct en indirect geredden waren de grootst mogelijke beloning. Het feit dat zelfs een met onbehoorlijke middelen jarenlang gevoerd onderzoek niet eens heeft kunnen aantonen dat iemand noemenswaard door mijn toedoen zou zijn benadeeld -het Bijzondere Gerechtshof heeft dit waarschijnlijk met veel pijn ten slotte met zoveel woorden moeten bevestigen- liet voldoende zien hoe de balans stond. Ik wist dat eens de geschiedschrijver, niet beladen met de duistere schuldcomplexen van de na-oorlogse baasspelertjes, de feiten zou onderzoeken en dat hij dan wel zou merken hoe het in werkelijkheid is gegaan.

Ik was trouwens heel gelukkig dat ik het heb mogen beleven dat reeds na 20 jaar deze geschiedschrijving tot haar recht kwam in het indrukwekkende boek van prof. J. Presser. Hiermee kwam naast mijn persoonlijke overtuiging, en die van vele anderen, de conclusie van de historicus. Dit door het Rijksinstituut voor Oorlogsdocumentatie uitgegeven werk droeg bovendien in zekere zin een waarmerk van een officiële instantie. Dit alles was voor mij voldoende.

Als er dus van rehabilitatie gesproken wordt, dan moeten m.i. de regeringen, die hebben stilgezwegen gedurende al die tijd, rehabilitatie zoeken voor dit feit en voor nog veel meer. Want dat zou tevens rehabilitatie voor hen kunnen meebrengen, voor zoveel dat in het duister bleef en dat zo fout was als maar kon.

 

Vreselijk

VRAAG 3: Waar doelt u op als u zegt dat er nog veel meer is dan de onrechtvaardige behandeling die u onderging?

ANTWOORD: Ik doel op de hele wijze waarop de oorlog in Nederland is verwerkt. Want daar ligt de oorzaak van alle huidige apathie, demoralisatie, kleinzieligheid etc. etc. Men kan een realiteit als de uitbarsting van een dodelijke waanzin, zoals die in de oorlog tot uiting kwam, niet om het genot van vegeterend leven van tafel vegen. Dat is de vreselijkste bejegening van hen die gewild het leven als offer brachten of ongewild in doodsangst en verlatenheid vielen. De menselijke geest verdraagt zulk een vergeten niet. Dan krijgt men een maatschappij die om 1% loonsverhoging of om televisiekronkels van een Verolme regeringen doel wankelen. Dan krijgt men een maatschappij van naar high-gevoelens strevende nozemjeugd.

Ik doel ook op het vele dat de zich bijzondere rechtspleging noemende, door een onbekwaam regeringsapparaat met alle middelen gesteunde instantie niet heeft behandeld. Men keek te veel naar de - meestal zeer terecht - veel te licht gestrafte Nederlandse en Duitse nazi's. Men wist veelal niet wat niet vervolgd werd. Daar zorgde de regeringspropaganda wel voor.

De onkunde der menigte met wat werkelijk in de oorlog is gebeurd deed de rest. Daarom werden b.v. superbandieten als Harster, Nauman, Zopff, Schmidt e.d. niet vervolgd. Men wilde ze niet hebben omdat er te velen waren die te intiem met hen verstrengeld waren geweest en die nu min of meer aan het lakens uitdelen waren gegaan.

Schurk

Ik was in 1948 toevallig getuige van de schrik toen telefonisch de mededeling uit Duitsland kwam dat Schmidt, de chef van Judenfischer, door de Engelsen ter uitlevering werd aangeboden. Niemand vroeg zich af waarom Schmidt unerwünscht was. Schmidt was een onovertroffen schurk; zijn afdeling was de meest gevreesde, de meest sadistische van de SD in Den Haag. Waarom liet men Schreieder, Mundt e.d. gaan, waarom werd Haakman met stille trom vrijgelaten? Dit alles is zó erg, dat men alleen nog maar lachen kan om dit hele spel. Het is uitdrukking van het spookachtige leven dat men na 1945 moest leven, met alle gevolgen van dien. De later opgegroeide jeugd begrijpt het niet. Men is het woord rechtvaardigheid gaan misverstaan, men weet niet dat het eigenlijk liefde betekent.

 

Heel blij

VRAAG 4: Wat is nu uw opinie over het negatieve antwoord van minister Samkalden?

ANTWOORD: Het bevestigt mijn mening over de Nederlandse regeringen van na 1945. Ik ben heel blij met dat antwoord. Want ik voel mij bijzonder wel in die toestand van staan tegenover die constructie die zich nu staat noemt. Die toestand gaf mij na 1945 steeds het gevoel van grote bevrijding, niet te behoren tot dat kunstmatig in leven gehouden apparaat. Voor mijzelf noem ik het altijd, neem mij de uitdrukking niet kwalijk, het gekkenhuis. Maar het is nog tragischer dan een gekkenhuis.

Stelt u zich eens de eer voor geïntegreerd te zijn in een staat waar NSB'ers, SS'ers, profiteurs, collaborateurs, OW'ers, en andere duisterlingen, huichelaars, would-be-helden etc. braaf en legaal, vergeten en vergeven, zich in alles kunnen mengen, waarbij men het grootse van Gods adem over de wereld niet kan en wil zien. Men speelt "staatje", men blaast zich op van gewichtigheid en ziet niet hoe men de maatschappij in de afgrond sleept. Nee, laat mij alsjeblieft daar buiten blijven, het is een grote bevrijding.

Rechtsspel,

VRAAG 5: Wat is uw standpunt over de motieven die de minister noemt.

ANTWOORD: Ja, daar komen we dan toch te spreken over details van de Bijzondere Rechtspleging. De tegenwoordige generatie weet niet eens, wat die Bijzondere Rechtspleging betekende.

In zekere zin, doch alleen maar daarin, is zulk een bijzondere rechtspleging te vergelijken met de nazrechtspleging. Men "speelde" recht, doch bedoelde iets anders. Het was een zoeken naar een legaal motief om zich op een tegenstander te wreken of om hem uit te schakelen. Bij zulk en emotionele rechtspleging, of liever gezegd rechtspel komen natuurlijk de persoonlijke, al dan niet verdrongen, gevoelens mede tot uiting. Met recht heeft dat dus heel weinig te maken.

Zoals prof. Presser nu uitdrukt, speelden bij deze persoonlijke gevoelens die van verdrongen schuldgevoelens een grote rol. Men had behoefte aan een zondebok om zijn eigen belaste geweten wat schoon te wassen. Presser heeft in zijn boek, naar ik meen, uitvoerig aangetoond, waar het schuldige geweten van velen vandaan kwam.

In mijn geval, waar men eerst een ware Duitse generaal als steunpilaar van mijn actie had gezocht, waar men dus een legale collaborateur had gemeend te moeten zien, draaide ineens alles in het tegenovergestelde. Het bleken volslagen illegale acties geweest te zijn, met een generaal, gecreëerd om in dat illegale spel op te treden.

Er bleken al spoedig vele tientallen, die aangroeiden tot honderden, te zijn, die door deze illegale generaal waren behouden gebleven. Het was alles precies andersom dan men had gedacht. Dit werkte blijkbaar dusdanig irritant op de op z,n best passief gebleken autoriteiten dat men de controle over zichzelf verloor en in de dwaasheid verviel er een "rechtszaak" van te maken.

Zondebok

Natuurlijk bleek al meer en meer, al was men er jaren mee bezig, dat men daar niet uitkwam. Wat men ook door het verkeerde uitgangspunt te goeder trouw als fout had verondersteld, keerde om in een prae voor mij. Men moest toegeven, dat financieel niet verkeerd was gehandeld. Dat geen mensen noemenswaardige moeilijkheden hadden ondervonden, dat alles goed was bedoeld en moest toch z'n eigen schuld op de zondebok laden, die dreigde te ontglippen.

Men moest dus wel tot een appreciatie van feiten komen, die het eigen schuldgevoel wat kon schoonwassen, al was het weer tot veler ergernis te doorzichtig. Daarom ontstond reeds in '48 een lawine van pers- en andere uitingen, die blijk gaven dat men dat spel door had. De bijzondere rechters "speelden" echter rechtertje, omhulden zich met toga's, zetten baretten op en deden net of alles net echt was. Men mocht ze vooral niet herinneren aan de vele rare kronkels en zo kwam de appreciatie van feiten door deze lieden tot stand, een appreciatie om het zondebok-spel luguber uit te kunnen spelen.

 

Juiste analyse

Daartegenover kwam nu te staan de analyse van de feiten door een historicus, sober, bijna dor, zakelijk. Uit de analyse kwam de appreciatie tot stand, die al in 1948 in vele kringen politiek van links tot rechts bestond. Presser motiveerde het tot stand komen van de appreciatie van feiten door de bijzondere rechtspleging in 1948 met het beeld van de zondebok, dat als men het doordenkt, nog veel dieper gaat dan het woord doet vermoeden.

Als de minister dan spreekt van twee soorten appreciatie zonder meer, dan wil dat zeggen, dat hij niet heeft willen of kunnen begrijpen, dat er met de Bijzondere Rechtspleging iets aan de hand was. De feiten waren in '48 al voldoende om de zaken zuiver te zien. Dat heeft juist de analyse van de historicus, terecht op dezelfde feiten voortbouwend, aangetoond. Is het niet al te vreemd, dat er zulk een hemelsbreed verschil in appreciatie mogelijk is? Zou dit voor de minister niet al aanleiding hebben moeten zijn om de zaken iets nauwkeuriger te bekijken? Het blijkt echter, dat waarschijnlijk door het boek van Presser, de schuldgevoelens weer wakker zijn geworden en dat men daarom liever verkoos de consequenties van zulke diametraal verschillende appreciaties te aanvaarden dan wat over deze zaak na te denken.

VRAAG 6: Wat denkt u ervan dat de minister niets kon vinden om de zaak opnieuw aanhangig te maken?

ANTWOORD: Ik geloof, dat de hele zaak een novum is. Ik geloof, dat men destijds de stukken niet eens goed heeft bestudeerd. Men had er èn geen tijd voor èn men wilde niet. Men had zich in mij vastgebeten. Er hoeft geen nieuw feit gezocht te worden De dossiers zitten er vol van. Juist die feiten spreken de meest duidelijke taal.

VRAAG 7: De minister zegt in zijn antwoord, dat u destijds zelf geen gebruik heeft gemaakt van het recht van cassatie, dat de wet u toestond.

ANTWOORD: Allicht niet! Alles was erop gericht om mij zo lang mogelijk vast te houden. Men was als de dood, dat ik na vrijlating zou gaan publiceren. Ook deze angst was een gevolg van de psychische toestand, waarin deze mensen verkeerden. Ze waren zo overtuigd, dat ik een hoop wist, dat in hun nadeel was, dat zij de werkelijkheid niet onderkenden, dat ik helemaal niets over hen wist. Hoogstens voelde men alleen, dat ik ook helemaal niet het type was om politieke rellen te maken, dat ik alleen maar bevrijd wilde worden uit dat rechtertje spelende gekkenhuis. Zou ik cassatie hebben aangevraagd, dan had men het motief gehad om mij nog langer vast te houden, zgn. weer om alles voor te bereiden.

*Want vergeet u niet, dat ik toen al 2½ jaar in voorarrest zat. Zomaar in voorarrest, terwijl men heel goed wist, wat ik in de oorlog wèl had gedaan. En verder: waar zou ik bij cassatie terecht zijn gekomen?. Bij diezelfde "rechters" immers?

Ik voelde mij als verdwaald in een troep wilde honden. Wat doe je dan?

Je probeert ze te ontlopen, je gooit hun wat brokjes toe en je hoopt, dat ze van je aflaten.

Schandaal

Het heeft me trouwens niet gebaat, dat ik geen cassatie aanvroeg, want toen deed de Justitie het. Het doel was me zo lang mogelijk vast te houden. Dat hebben ze dan nog een jaar gedaan en ze hebben mij alleen maar vrijgelaten. Omdat de druk in binnen- en vooral buitenland te groot werd. Het werd te veel een schandaal, dat vooral ook in de Verenigde Staten aandacht trok. Vergeet niet: de militaire actie in Indonesië stond voor de deur. Men kon geen schandalen velen.

Toen heeft men mij na drieëneenhalf jaar voorarrest vrijgelaten. Die zes jaar straf was een soort privé-genoegdoening voor de rechter spelende heren. De Moor had zijn plicht gedaan, de Moor kon gaan. Maar zoals ik u al zei, de zondebok is daar heel gelukkig mee. Ik hoop maar, ter wille van het land, dat deze heren eindelijk eens hun eigen schuldgevoelens kwijtraken. Zij zouden dat kunnen als zij eens bij zichzelf schoon schip gingen hoeden. Maar... daar behoort wel wat moed toe en vooral ook karakter.

 

 

Copyright © 2024 Academie voor de Hebreeuwse Bijbel en de Hebreeuwse Taal.