ACADEMIE VOOR DE HEBREEUWSE BIJBEL EN DE HEBREEUWSE TAAL

Archief - Notities van lezingen

49

Kaïn-Abel * Brio * 3 dagen * Kaïn * Abel * kern-elektronen * deze wereld * 2e wereld * 1e wereld * 2 * 1-wording * Neschomo-Guf (ziel-lichaam)* Brias Odom (schepping v.d. mens)* tocht Midbor * Guf* alternatief * keuze * roes * dronkenschap * Kern* cultuur * wetenschap * techniek * Dour (geslacht) Kaïn * objectief * objectief-subjectief * subjectief * oordeel * kunst * Middeleeuwen * Renaissance * Aufklärung * Verlichting * 18e eeuw * moderne tijd * deze tijd * Lamech * Sches * Dor Sches * 2e wereld * 1e wereld * Salomo * 2 Rijken * zwaartekracht * 2-wereld * spiegel * Brio * geschiedenis *

            De verhouding Kain-Abel is dezelfde als die tussen de eerste 3 dagen en de tweede 3 dagen van de schepping. Kaïn was de oudste en bracht vruchten en Abel als jongste, dieren. De aanval op de jongere kwam van het oude, zoals de oude werelden de aanval op de nieuwe plegen. De vrucht van de 3e dag, de boom der kennis, veroorzaakte de val voor de 6e dag.

Men kan eveneens deze verhouding zien als die tussen kring en kern. Kaïn als oude werelden, als eerste scheppingen is 2, is kring en Abel als nieuwe wereld heeft de neiging tot 1-wording. Abel geeft daarom de 1 van de dieren en hun 40, de tijd, als offer, brengt dit tot God, tot de 1 terug. Kaïn daarentegen had geen 1 om te geven, omdat bij hem alles kring was. Deze verhouding kring-kern is dezelfde als die tussen lichaam en ziel. Kaïn is het lichaam, dat hetwelk eerst was en Abel de verschijnings- vorm van de ziel, die later kwam. In de schepping was het eerst de 2 en daarna komt de 1. Ook de mens werd geschapen als lichaam en daarna, met de Goddelijke adem, kwam zijn ziel.

De daad van Kaïn was een daad naar eigen oordeel. Kaïn nam het oordeel tot zich, want vanuit zijn wereld, van de 2 gezien, dus objectief waargenomen, was hetgeen met Abel gebeurde onjuist en onredelijk. De 2-wereld weet niet van de 1 en accepteert haar niet, kan haar niet begrijpen.

Deze wereld is er een van het alternatief, is hetzelfde als de tocht door de woestijn, waar men steeds voor het alternatief staat, voor de keuze om terug te gaan naar de 2, naar de oude werelden, van waar het lichaam kwam; òf voort te gaan naar de 1, naar de nieuwe wereld van Kanaan. Het lichaam raadt steeds de tocht naar de 2 aan. Het is het behoud van het lichaam en juist op momenten dat het dit lichaam goed gaat, wil het zich constant in die toestand bevestigen, in deze wereld. Daarom waren grote momenten van val juist zulke nadat aan het lichaam grote wonderen waren geschiedt. Het is geen kwestie van ondank, doch van een natuurlijk reageren van het lichaam. Het lichaam heeft het constante contact, -het heeft met de oude werelden de vrouw als lichaam van de man gemaakt,- met de boom der kennis en met de slang. Toen het lichaam dus de vrouw, de boom der kennis, had gemaakt, kreeg de man het automatisch. Zijn antwoord was dan ook, toen hem gevraagd werd waarom hij van de vrucht had gegeten: „De vrouw die Gij mij gegeven hebt, heeft mij haar gegeven”. Het is dus de 2 welke door God gemaakt is, die de mens verleidt. Steeds heeft het lichaam het contact met de oude werelden en doordat het lichaam verleid wordt, krijgt de mens zelf dit contact ook met de breuk er van.

De woestijn is de wereld waarin steeds de keuze is tussen de 2 en de 1. Elk doen en ook elk niet-doen, is al een keuze tussen twee mogelijkheden. De wereld zelf is niets, zoals de woestijn zelf niets is. Zij heeft op zichzelf geen betekenis. Haar betekenis is daar slechts in het oude, de wereld van de 2, de wereld van Egypte en het nieuwe, de wereld van de 1. In deze keuze-toestand weet men niet wat een wereld van de 1 is en men vertaalt ieder ding naar de wereld van de keuze, naar het alternatief. Zodra men dit doet, breekt men elk ding, want de wereld van de keuze kent alleen de tegenstellingen, juist of onjuist, dit of dat. Het weet niet van de synthese uit de wereld van de 1 en weet eigenlijk ook niet van de volledige spreiding van de wereld van de 2, van Egypte. Deze volledige spreiding is de dierlijke roes, welke soms nog over de mens kan komen in de wereld van de keuze. Het is echter niet een toestand die normaal is in die wereld van keuze, in die wereld van het alternatief.

De daad van Kaïn was de daad van het lichaam dat steeds 2-heid wil hebben tegenover iets dat 1-heid kende. Het was de daad van de boom die vruchten maakt tegenover dat hetwelk 1 kan zijn.

Zodra het lichaam zijn kern, zijn wezen, heeft gedood, volgt er een nieuwe fase in de geschiedenis; Kaïn gaat trekken naar het oosten, dus in de richting in de tijd terug, dus naar de wereld van de 2, daar waar nog een volledige 2 bestond. Het wordt een gaan in de richting van de roes, van de roes van de oude werelden. En in die wereld gaat het hem goed. Het lichaam werd behouden, omdat dit lichaam in deze wereld zijn taak en zijn tijd heeft. En het gaat dit lichaam goed, want juist na de moord krijgt Kaïn alles wat als zegen wordt beschouwd. Hij werd stedenbouwer, zijn geslacht wordt de maker van de techniek, kunst en economie, juist datgene wat wij beschaving en cultuur noemen, wordt ten deel aan het geslacht van Kaïn. Het wordt zelfs zodanig zijn deel, dat, in tegenstelling met andere verhalen en met andere geslachtregisters, in die van Kaïn deze beschaving en cultuur wordt vermeld.

Deze ontwikkeling is dezelfde welke ook gezien wordt na het eten van de boom der kennis, want Kain’s daad was identiek met het eten van de boom der kennis. Hij nam het oordeel tot zich, oordeelde vanuit zijn wereld en meende dat dit het enig mogelijke oordeel was en dat het objectief was. Objectief oordelen van het waarnemen kan echter alleen geschieden indien men alles kan waarnemen. De chirurg die met een mes een zieke het lichaam wil openen om hem te redden, is, als men niet meer gelooft en niet meer weet dan een korte fase in de operatiezaal, te vergelijken met een moordenaar. Alle verschijnselen geven de indruk van moord. Objectief waarnemen en oordelen vanuit deze waarneming, zou, indien men niet langer leeft en niet langer kan overzien dan een uur in de operatiekamer, tot de conclusie leiden dat hier een moord werd begaan. Dit is het oordeel van het waarnemen van slechts een korte periode. De 2-wereld kan niet anders waarnemen dan vanuit een deel, want zij ziet slechts het ene of het andere en de waarnemer moet kiezen tussen het ene en het andere. Iedere waarneming in deze wereld is dus slechts een deel van de waarneming, al mag dit deel in onze ogen nog zo vele duizend jaren beslaan.

Een ééndagsvlieg, welke slechts enige uren in de dag leeft, zou dit leven, indien zij bewustzijn had, ontzettend lang vinden, althans even lang als een mens een leven tussen 70 en 100 jaren. Deze ééndagsvlieg zou niets weten van een nachttoestand, van een wintertoestand, alle waarnemingen zouden gebaseerd zijn op de dag en zouden vanuit die dag gezien inderdaad objectief en waar zijn. Niettemin zouden zij alle volledig fout zijn. Bloemen die alleen in de zomer leven, kennen niets van een wintertoestand en iedere mededeling hierover zou worden verworpen, als niet waargenomen. Ieder oordeel naar de waarneming vanuit de 2-wereld, kan daarom slechts beperkt zijn.

Met het eten van de boom der kennis openden zich de ogen van de mens. Hij zag toen 3-dimensionaal en zag toen tevens dat hij spreiding was geworden en schaamde zich. Hoe meer en hoe intensiever men de boom der kennis in zich opneemt, des te scherper worden de ogen geopend en des te duidelijker kan men zien. Een bloeiende wetenschap, uitgaand van de waarneming der dingen en daarop opgebouwde techniek, kortom de beschaving en cultuur, opgebouwd op natuurwetenschappelijke waarneming, is niets anders dan een zich steeds verder openen van de ogen tengevolge van een steeds intensiever opnemen van de 4.

Ditzelfde doet zich dus voor bij Kaïn. Hier wordt niet gesproken van het openen der ogen, doch hier wordt het resultaat verteld van bloeiende techniek en kunst. Ook kunst, voortkomende uit een wereld van een tijd zich baserende op de zintuiglijke waarneming der dingen, heeft haar wortel in Kaïn, in het lichaam. Het is typisch en het moest ook tot nadenken stemmen, dat juist de grote heidense tijdperken de tijden waren van bloei van kunst en techniek. Uit de oudheid zijn deze dingen bekend uit Egypte, Babel, Griekenland, doch niet uit het bijbelse Israël, of vanuit de tijd van opkomst van het Christendom. Wat daar aan cultuur was, was gericht op de 1, werd gecentraliseerd naar één doel en dit doel bracht een andere vorm. De wereld werd gebruikt voor zover zij gebruikt moest worden, voor zover zij, evenals de Midbor, de woestijn, doortrokken moest worden, doch er was geen behagen in het spelen met de kring. Men kent geen opgravingen van kunstvoorwerpen uit de vroeg-christelijke tijd, of uit de tijd van David en Salomon. Niettemin waren deze tijden voor de wereldgeschiedenis veel sterker bepalend dan de grote bloeitijdperken uit de heidense wereld. Zodra kunst gaat uitgroeien tot een overmatig deel van het leven, emancipeert zij zich, wordt een zelfstandig doel en brengt de val teweeg. Toen de kunst in de Middeleeuwen haar werkelijke doel voorbijschoot, namelijk het dienen van de kerk, bracht zij de Renaissance en de breuk in de kern teweeg.

Indien dus het lichaam de ziel heeft gedood, krijgt het de mogelijkheid tot vrije ontwikkeling en wordt het „gezegend” met een enorme opbloei van beschaving en cultuur. Ditzelfde kan men ook waarnemen in de laatste 200 jaren met het doden van de ziel in de verlichtte 18e eeuw en de daaropvolgende omwentelingen; in de maatschappelijke en geestelijke verhoudingen kwam er een grote ontplooiing van het lichaam, trad Kaïn weer op als stedenbouwer. De enorme stadscentra ontstonden. Zijn kinderen, die metaal- bewerkers waren, kwamen naar voren, de techniek bloeide. Zijn zoon, die de vader was van de muziek, trad op. Kortom Europa en de wereld gingen de weg van de geslachten van Kaïn. Dat de ziel werkelijk gedood werd kan men zien in het feit, dat men zelfs blij is en gelukkig met deze ontwikkeling en God en geluk gelijk stelt met economische rijkdom en bloei van materiele beschaving en cultuur.

Het einde van de geslachtenreeks van Kaïn was een moord, zoals het begin er van door een moord werd gegrondvest. Het is het lied van Lamech voor zijn vrouwen Adah en Zilla, waarin hij van een nieuwe doodslag spreekt, zwaarder dan die welke Kaïn had gepleegd. En met deze laatste doodslag gaat het geslacht van Kaïn te gronde en wordt er niets meer van gehoord.

Het geslacht echter dat na Abel in zijn plaats kwam, het geslacht van Seth, had een ander verloop. Van dit geslacht, dat dus in de plaats kwam van de eerste ziel welke door het lichaam werd gedood, wordt niets verteld van bloeiende kunst en cultuur. Het is een geslacht dat vrij droog in getallen wordt opgesomd, waarin slechts het 7e een bijzondere verschijning voorstelt, doch het is een geslacht dat blijft. Het gaat wel grotendeels in de zondvloed ten onder, doch het blijft door Noach en zijn geslacht verder bestaan en bestaat steeds verder door alle slagen, zoals Haflogo en Mizraim. Dit geslacht wordt verlossend voor de wereld. Het is de 2e, Hewel, zoals de werkelijke wereld de 2e is, nadat de eerste verslagen was en niet voltooid kon worden.

De opbloei van cultuur en kunst zien wij ook voorkomen in de tijd van Salomo. Doch deze opbloei was niet een gevolg van de boom der kennis-daad, doch kwam van andere zijde, namelijk als zegen na de 7e dag, na de dag van koning David. Niettemin heeft ook deze opbloei een val teweeg gebracht, omdat de sterke bloei in de ontwikkeling van het lichamelijke een dergelijke verleidende invloed heeft, dat de koning een vrouw uit Egypte nam en zijn paarden vermeerderde, juist de twee dingen welke de koning als kern niet mocht doen. De vrouw uit Egypte is de 2 uit de wereld van de 2 en de paarden zijn de dieren uit Egypte, de 6-6-6. Het was de val van de 8e dag, die dus een nieuwe 2-wording, een nieuwe deling veroorzaakte. Hoe sterker het lichaam, des te zwaarder werd de val. Het is een wetmatigheid welke niet anders kan zijn, omdat het lichaam gemaakt is om te verleiden, het lichaam zijn zin slechts vervult en altijd opgenomen wordt. Een sterk lichaam heeft nauw contact met de boom der kennis en wordt door dit sterke contact met de boom der kennis op sterke wijze meegetrokken.

De verhouding Kaïn-Abel is dus een verhouding van kring en kern en kan derhalve in iedere verschijningsvorm worden teruggevonden. Na de verdrijving uit de Gan Eden kwamen deze twee kinderen, kwam dus de wereld zichtbaar in de 2-heid. Deze 2-heid was eerst verborgen geweest, doch het eerste gebeuren na het uittreden uit de Gan Eden in de nieuwe wereld was een verschijning van deze 2-heid. Deze verschijning vond op dezelfde wijze plaats als de verschijning van de mens, namelijk eerst de vorming van het lichaam; Kaïn de eerstgeborene, en daarna de komst van de ziel. In spiegelbeeld hiermee staan tegenover elkaar de schepper als kern en de wereld als kring. De kring heeft de neiging de kern uit te schakelen en het oordeel tot zich te nemen. De kring wil zelf schepper worden, wil zelf maken, zelf kern zijn om kringen te maken. Het is tevens de verhouding tussen man en vrouw. De vrouw als kring wil man worden, wil zelf handelen, om zelf 2-heid te maken. Zodra dus de wereld als kring, waar dus de man bij inbegrepen is, deze neiging kreeg, kreeg in iedere kern-kring verhouding de kring automatisch de neiging en de wil zich los te maken van de kern, wil dan de kern verloochenen, om zelf kern te worden.

Ook in de tijd bestaat deze verhouding; Oude tijden, dus zij die eerst waren in deze wereld (wij spreken hier niet van oude werelden), die als 2 kwamen en in het alternatief werden gesteld, in de woestijn werden gezet, zijn de kern tegenover nieuwere tijden. De nieuwe behoren zich aan de 1-wordingskracht van de oude tijden, vast te hechten. Dus wij zien weer hetzelfde, namelijk het doden van de oude tijden om de nieuwe zelf tot kern te maken. Steeds heeft het lichaam, heeft de 2-heid, de neiging om kern te willen worden.

 

Copyright © 2024 Academie voor de Hebreeuwse Bijbel en de Hebreeuwse Taal.